Morgen ga ik naar huis
Na iets meer dan vier maanden ben ik klaar om terug te komen. Ik heb de trail nog lang niet af, en misschien gebeurt dat wel nooit, maar het is iets om van te blijven dromen.
Mijl 907-1017: Een knallend einde van de Sierra Nevada
Glitters en feest
De weg waar de wolken rusten
9 bolletjes ijs
Alleen muggen als gezelschap
Een knallend einde
Mijl 789-906: A pass a day keeps the doctor away
In Bishop ontmoette ik Outlier en haar trail family Hot Sauce, White Noise en Monarch. Ons doel: Om in een keer van Kearsage naar Mammoth te lopen, 117 mijl en 7 mijl om weer op trail te komen. 117 mijl, dat is 188 kilometer.
Moet je je voorstellen hoe zwaar onze rugzakken waren. We hadden tien dagen aan eten meegenomen. Ik wilde mijn rugzak niet wegen, maar die van Hot Sauce was bijvoorbeeld 50 pounds. Maargoed, zij had dan ook een extra paar schoenen en een potje ghee (een soort boter) mee. Ik neem voor het gemak maar aan dat mijn rugzak lichter was, maar toch, het was zwaar.
Terug naar de trail: een wereld van verschil
Twee en een halve week geleden was ik vanuit Kearsage vertrokken. En nu ging ik eindelijk weer terug. Ik was ontzettend benieuwd wat er allemaal anders zou zijn, en vooral: of er veel sneeuw gesmolten was. Terwijl we Kearsage beklommen kwam ik er al gauw achter dat a) de sneeuw nog steeds aanwezig was, maar in mindere mate en b)dat de meertjes er met minder sneeuw ineens een stuk zwembaarder uitzagen! Ik nam een duik. Monarch en White Noise zagen een beer, en ik was tot mijn grote treurnis net verder gelopen.
A pass a day keeps the doctor away
En toen waren we eindelijk weer terug op de PCT. Waar weken ervoor sneeuw lag, was het pad volledig zichtbaar. Ik kon wel juichen. Geen geglij, geen vermoeide zoektocht naar het pad, geen gevaarlijke posthole-situaties. Heerlijk. Ik had er ontzettend zin in.
Deze 117 mijl had voor vrijwel iedere dag een pas in petto: Glenn, Pinchot, Mather, Muir, Selden en Silver. Dat wil zeggen: iedere dag vroeg op om een berg omhoog te beklimmen zodat de sneeuw nog hard is, en dan naar beneden te rennen en in het dal te kamperen, zo dicht mogelijk bij de volgende pass. Een bijzonder vermoeiende aangelegenheid, omdat je iedere dag ongeveer een tot anderhalve kilometer omhoog en dan weer omlaag moest lopen.
De eerste dag op de trail gingen we over Glen Pass. Ik moest weer even wennen dat over de sneeuw lopen zo langzaam gaat. Normaliter wandel ik 2-3 mijl per uur, in de sneeuw slechts 1. Bovendien was de sneeuw zodanig gesmolten dat er een nieuwe dimensie aan toegevoegd was: de zogenaamde sun cups. Dit zijn 20-50 cm diepe gaten in de sneeuw, waardoor het landschap een beetje lijkt op een honingraat. Om hier over heen te komen moet je of alleen op de verhogingkjes gaan staan, of alleen in de gaten. Ikzelf koos voor de verhogingkjes, met het risico dat als je misstapt je in een gat valt.
Heel vermoeiend, gelukkig waren vaak mensen ons voorgeweest en konden we een goed pad in de sneeuw volgen.
Oei: die rivieren zijn geen grapje
Nooit heb ik bruggen meer gewaardeerd dan in dit deel van de Sierra. Ze zijn niet vanzelfsprekend! Een omgevallen boom was vaak een uitkomst, maar als die er niet is, moet ik mijn schoenen (en soms ook broek) uitdoen, sandalen aan, om weer een ijskoude rivier over te steken.
Hetgene wat ik het meeste vreesde in de High Sierra, de rivieren, bleek inderdaad nogal een uitdaging te zijn. Al op het einde van de tweede dag moesten we White Fork oversteken, een onbenullig stroompje in een normaal jaar, maar nu toch best een stroompje om u tegen te zeggen. Niemand van onze groep wist hoe je veilig samen een rivier over moest steken, dus besloten we om het alleen te doen. De rivier was razendsnel, daar wilde je echt niet in omvallen, en ongeveer heupdiep. Gelukkig was aan de andere kant een struik waar je je goed aan vast kunt houden.
Dit is een voorbeeld hoe het dankzij de struik gelukkig net goed ging met Monarch.
Op dag drie, terwijl ik op de groep aan het wachten was op de top van Pinchot, vroeg ik toch maar aan een andere trail family hoe zij dat nou deden, veilig samen zo’n rivier oversteken. Smiles, Twig en Buttercup deden het voor.
Met nieuwe kennis over veilig rivieren oversteken voelde ik me gesterkt in het volgende gedeelte: we kwamen namelijk langs Kings River, een rivier waar in het vorige hoge sneeuwjaar (2017) twee vrouwelijke PCT hikers waren verdronken.
Toen ik daar aankwam was het een vreselijke razende rivier. Zo razend, dat geen haar op mijn hoofd eraan dacht om die rivier over te steken. En er was wel een omgevallen boom, maar daar sloeg het water gewoon als een golf overheen. Niet verstandig.
Gelukkig had een aardige Ranger een briefje voor ons opgehangen: als we een aantal mijl stroomopwaarts zouden lopen zou de rivier zich splitsen en is hij niet zo moeilijk meer over te steken.
We zagen op de kaart dat de PCT de Kings River twee keer kruiste, als je nog verder omhoog liep hoefde je de Kings river helemaal niet over. Dar gingen we doen. Samen met Snorlax liep ik stroomopwaarts en we staken de rivier over waar de ranger had aangegeven dat het veilig was. Het was de koudste rivier tot nu toe, het was heel ondiep maar mijn voeten bevroren bijna, zo koud was het.
Wat we niet deden: kijken op de kaart. En daar kwamen we al gauw achter toen we het pad afliepen en in de verte het vertrouwde gebulder van een rivier hoorden. Ik keek op de kaart. South Fork Kings River. He, die hoefden we toch niet over te steken? Kennelijk waren we iets te vroeg overgestoken, waardoor we dit deel toch nog moesten doen. Het leek echt minstens naveldiep, en ik ging voor de zekerheid maar in mijn onderbroek, want ik wide mijn kleren niet natmaken. Snorlax vond een goede plek om de rivier over te steken, over wat grote stenen, en met de methode uitgelegd door de drie dames bleek het absoluut geen probleem.
Vlak naast de rivier zetten we ons kamp op, en een half uurtje later kwamen ook Outlier, Monarch, Hot Sauce en White Noise aangelopen. Zij hadden de omleiding wel goed begrepen en hoefden slechts door een paar enkeldiepe rivieren. Vooral Outlier en Hot Sauce waren vreselijk moe van de afgelopen dagen en ze hadden de wanhoop in de ogen die ik herkende van de vorige keer dat ik in de Sierras was. Ze lachten ongelovig om onze fout en die nacht sliepen we heerlijk terwijl het geluid van de rivier mijn oren vulde.
Mather pass: want in je vakantie moet je lekker vroeg opstaan
Op dag vier was het tijd voor de gevreesde pass waar we veel sterke verhalen over hadden gehoord: Mather pass. Hij is sketchy, werd gezegd, zorg ervoor dat je om 7 uur ’s ochtends op de top bent.
7 uur ’s ochtends. En wij kampeerden 3 mijl van de top. En in de sneeuw gingen we maar 1 mijl per uur. Dat betekende vreselijk vroeg opstaan. Om 4:15 gingen we op pad. Het ging inderdaad vreselijk langzaam, omdat ik het pad in de sneeuw steeds kwijt raakte in de nacht, en we ons eigen pad moesten banen over de sun cups.
Mather pass kwam lanzaam dichterbij. Ik ging als eerst omhoog. De zon kwam lanzaam op terwijl ik het eerste stuk beklom, eigenlijk gewoon een ladder in het ijs. Met mijn ice axe en microspikes was het makkelijk te doen en ik rende omhoog. Al na een tijdje kwam ik bij de rotsen halverwege de berg en was er geen pad zichtbaar. Ik vind het altijd heerlijk om te klimmen, dus ik klom lekker over de rotsen omhoog. Met een rugzak op de rug niet altijd even gemakkelijk, maar toch, zeer vermakelijk om te doen.
Om kwart over 7 was ik op de top, en ik deed een dutje in de opkomende zon. Pas een uur later kwam de rest ook aan: ik was echt omhoog gerend. Het bleek helemaal niet nodig te zijn geweest om zo vroeg op te staan, om 9 uur was het ook prima geweest om de top te bereiken. Zucht.
Tijd om iets sneller te gaan
Al een paar dagen had ik het gevoel: ik kan meer lopen dan dit. Voor elke twee uur dat ik liep, moest ik een uur wachten op de rest, vaak samen met Monarch. Dus toen we eindelijk in de prachtige vallei aankwamen waar ik een heerlijk dutje deed, omringd door hoge muren van graniet, besloot ik dat het tijd was om deze groep de groep te laten. De gevaarlijke passen waren immers voorbij, nu kon ik het zelf wel. En de rivieren, mochten ze gevaarlijk zijn dan zou ik wel op iemand wachten.
Monarch ging mee, omdat hij eerder in Mammoth wilde zijn om zijn vriendinnetje te zien. En zo gingen we de volgende dag, een rustdag voor de rest van de familie, toch weer een pas doen: Muir Pass.
Muir pass: oorverdovend stil
Dit was mijn favoriete kampeerplek van dit gedeelte. Dit gedeelte van de Pacific Crest Trail is hetzelfde als de John Muir Trail, en deze pass is vernoemd naar John Muir, iemand die zich inzette voor dit deel van de wildernis. Op deze pass staat een prachtige shelter, de Muir hut.
Ik beklom de pas nogal laat (deze was toch niet gevaarlijk steil), dus ik kwam om 7 uur s’ avonds bij de hut aan. Er waren al 6 andere mensen die in de hut wilden slapen, maar gelukkig was er meer dan genoeg plek.
We kookten en keken naar het sneeuwlandschap.
Het was doodstil. Al het geluid werd gedempt door de sneeuw, of door de ijle lucht.
Midden in de nacht ging ik naar buiten om te plassen en in de oorverdovende stilte van de berg keek ik naar de hemel. Die was besproet met sterren, honderden, duizendenden, en de melkweg was heel goed zichtbaar. Adembenemend.
Ik ging de hut weer in, waar zes stinkende hikers sliepen (het was heel warm) en ik probeerde te slapen. Helaas had een van de hikers een zeer, zeer lawaaiig matje dus dat ging niet super. De volgende ochtend gingen we weer vroeg op pad.
We liepen en we liepen. Ik voelde me goed, dus ik liep zelfs twee dagen achter elkaar meer dan 20 mijl. Soms door muggen geplaagd, dan ga je ook sneller.
Een paar dagen en makkelijke passen later kwam ik in Mammoth aan. De laatste nacht kampeerde ik aan Lake Virginia. Het was werkelijk fantastisch.
Maar nu, tijd om te chillen.
Onhandig maar leuk: mijl 1422-1474 en duizenden mijlen off trail
“Hee, je kunt niet in een keer een super lange blogpost schrijven en dan weken niks”
Nou, de reden dat ik niets schreef was omdat, tussen de vorige blogpost en 4 juli, ik een beetje onhandige niet-pct gerelateerde dingen deed.
Maar: we waren moe, en deze dingen waren zeker de moeite waard. Onder andere:
We reden naar Portland waar ik eindeloos tweedehands winkels afging. Chandra vond het ook erg leuk, haha.
Erna reden we naar Clearlake om met Chandras vriend-familie te gaan wakeboarden.
Vervolgens flipten we naar Noord-California, waar we door prachtige bossen liepen. De herten liepen ons achterna en groeven koortsachtig in de bosgrond waar ik plasjes pleegde.
Hier wacht een hert ongeduldig tot ik weer moet plassen
De bossen waren mooi, maar ik dacht alleen maar: ik wil terug. Ik wil echt graag die hoge Sierra afmaken.
Chandra wilde dat absoluut niet. Zij wilde pas terug als de sneeuw helemaal gesmolten is.
Dilemma.
Want daar heb ik waarschijnlijk geen tijd voor. Dus ik liep iedere dag met het idee: over drie weken ga ik terug, alleen, en dan is de meeste sneeuw weg en is het niet zo erg meer. Ik ga terug naar The Hostel California en ik vind hopelijk een nieuw groepje om mee te gaan.
Maar toen, we waren net in Mount Shasta aangekomen en ik had eidelijk eens internet, nam alles een nogal abrupte wending. Outlier (een meisje dat ik eerder op de trail had ontmoet) en haar trail family was in Bishop, en ging over enkele dagen weer de Sierra in. En ik mocht mee, als ik wilde.
AAAAAH. Dat is twee tot drie weken eerder dan ik wilde, waren de rivieren niet te groot, de bergen niet te besneeuwd?
Maar toch, zo geschiedde. De meest onhandige flip flop in de geschiedenis van de PCT. Flippen, een weekje lopen, en weer terugflippen.
En zo kwam het dat ik, nadat we nog een laatste mooie dag doorbrachten aan een gekke zwemplek vlakbij Dunsmuir, ik halsoverkop naar Bishop vertrok.
Als je mijn hoeveelheid mijlen in de auto/met het openbaar vervoer van deze twee weken bij elkaar op zou tellen, zou het waarschijnlijk boven de 2000 zijn. En de richtingen die ik allemaal gereden heb, zijn kriskras over heel California en Oregon.
Maargoed, een nachtelijke treinreis naar San Jose later, waar ik mijn bear can en ice axe op moest halen, en een hele dag rijden door de prachtige Yosemite Vallei, kwam ik toch eindelijk in Bishop aan. Paar dollar armer, maar: ik had er weer zin in.
Tijd voor de Sierra: Volume 2.
Mijl 702-788: Let’s posthole the f*ck out of here!
Ten eerste wordt dit een nogal lange post. Als je hier geen zin in hebt, probeer het later nog eens 😉 ten tweede heb ik er een miljoen jaar over gedaan om alle foto’s te uploaden, en nu blijkt dat het niet goed gelukt is. Ik probeer het morgen nog eens.
De afgelopen week was de zwaarste week tot nu toe. Vers uit de warme woestijn trokken we de High Sierras in, het verschil in landschap als dag en nacht.
Dit jaar is een hoog sneeuwjaar. Oftewel, er is bovengemiddeld veel sneeuw gevallen, en als die sneeuw smelt voedt het de kabbelende beekjes met smeltwater. Veel mensen flippen na Kennedy Meadows naar het noorden, waar er minder sneeuw is, of in ieder geval minder hoge bergen met sneeuw.
Chandra, Chef en ik niet. We hebben toch San Jacinto en Baden-powell beklommen, die zijn ook bedekt met sneeuw. Iedereen vond dat eng en wij deden dat met twee vingers in onze neus. We waren ervan overtuigd dat het overdreven was om te flippen, we hebben toch snowgear (4 seizoenstent, warme kleding, crampons, ice axe, warme slaapzak en extra isolerende slaapmat)? Wij waren hierop voorbereid, dit wisten wij zeker.
Even lesje ice axe gebruik
Wat ik niet wist, is dat ik in een week zo moe zou worden, zo hongerig, zo angstig, en zo moedeloos. En tegelijkertijd dat ik de mooiste landschappen zou zien, zou weten wanneer ik op moest geven, en dingen zou doen die ik nooit had kunnen bedenken.
Ik begin bij het begin.
Familiedrama
Ik heb 700 mijl gelopen in de woestijn, wat fantastich was. Maar de High Sierras, dat was anders, hoorde ik. Dat was echt prachtig. Van de hele PCT wilde ik het liefst, het meest dit 300 mijl lange deel lopen.
Dus toen we Kennedy Meadows verlieten was ik dolgelukkig. Mijn rugzak was topzwaar want het had 7 dagen aan eten in een bear canister, een soort van enorme plastic pot. Om ervoor te zorgen dat beren je eten ’s nachts niet opeten. Dit is een zeer onhandige vorm in mijn toch-niet-gigantische rugzak, maar met veel geprop pasten al mijn spullen er net in.
Om van de woestijn in de bergen te komen moet je vooral…omhoog. Daar was ik gelukkig inmiddels best goed in, en Chef had er ook zin in. Chandra was echter nog herstellende van haar ziekte en vindt bergop gaan vreselijk. En ze had nieuwe schoenen waar ze blaren van kreeg. Het ging best goed, de eerste dag deden we 16 mijl en kampeerden we bovenop een berg. We hadden de sneeuw gevonden.
Toch waren we vreselijk moe, omdat tegen de tijd dat we bij die sneeuw aankwamen, de sneeuw al zacht geworden was van de zon die dag. En je er doorheen zakt. Dit heet postholing, en is erg vermoeiend omdat je de hele tijd denkt dat je ergens op staat, maar plotseling zak je enkel diep, knie diep, of, als je pech hebt, heupdiep weg. De diepste postholes zijn het gevaarlijkst, omdat dat vaak gaten zijn naast een rots of boomstronk waar je je aan kunt bezeren. Soms kun je voorspellen waar die postholes ontstaan, omdat je een klein stukje rots boven de sneeuw uit ziet steken. Maar vaak zie je niks, en daarom kan het best gevaarlijk zijn om te blijven lopen in de middag, als de sneeuw steeds zachter en zachter wordt.Het gevolg van een mooie posthole
De tweede dag besloten we daarom om vroeg te vertrekken en ging de wekker om 4 uur. Het was leuk om samen te wandelen en het landschap was meteen anders. Veel minder struikjes en plantjes, veel meer rotsen en naaldbomen.
Maar in de “familie” ontstonden problemen. Chef had erop gerekend dat we snel waren, en dat was niet het geval. Vaak liet hij blijken dat hij ons langzaam vond, waar Chandra dan weer boos over werd. Ik zat tussen deze twee in als een soort van mediator en ik vind het vreselijk irritant. Dus hoewel Chandra en ik de tweede dag (met moeite) 16 mijl liepen, had Chef zijn tentje al uren geleden opgezet. Hij sliep al bijna toen we aankwamen. We hadden een serieus gesprek over verwachtingen wat we eigenlijk vooraf hadden moeten hebben. Chandra en ik wilden door de sneeuw 10, 12 mijl per dag lopen en vroeg opstaan. Chef wilde 15-20 mijl per dag lopen en om 7 uur beginnen. Chef had 6 dagen aan eten meegenomen, wij 7. U mm…en wij gaan samen lopen?
De volgende dag, dag drie, kwamen we langs een afslag die naar het stadje Lone Pine ging. Chandra en ik besloten dat het beter zou zijn voor Chef (en voor ons) als hij alleen verder zou gaan en een sneller groepje hikers zou vinden. Vreselijk, want we zouden samen de Sierras doen. Maar met verwachtingen zo verschillend krijg je alleen irritaties. Dus we gaven Chef uit onze voedselvooraad extra te eten (want 6 dagen, inclusief een extra dag voor het beklimmen van Whitney, is veel te krap ingeschat) en zwaaiden hem uit. Wij gingen 5 mijl wandelen en een uurtje liften naar Lone Pine om meer eten te halen.
Dat was het einde van onze mini reünie.
Zes koekjes en een zak chips
In Lone pine liepen we de outdoor winkel binnen, waar in de tuin een hangplek is voor hikers, en daar vonden we…Crush! In Casa de Luna heb ik hele dagen met hem gitaar gespeeld, en hij is een vrolijke, vreselijk lieve jongen. Twee weken was hij uit de running omdat zijn voeten zoveel blaren hadden dat ze wel op rauw gehakt leken. Maar die dag ging hij er weer opuit. Wij wilden die middag ook terug de bergen in, dus we spraken af om samen te liften. Dus Chandra en ik aten gauw en deden wat inkopen. Ik kocht 6 havermout koeken van de bakkerij en een grote zak Doritos, en dacht dat dit genoeg zou zijn om mijn voorraad aan te vullen. Later zou ik mezelf wel voor mijn kop kunnen slaan. Ik had de kans om meer eten te kopen en ik kocht zes koekjes en een zak chips?
De eerste nacht sliepen we in deze schattige hut die we vonden. We klommen de sochtends vroeg trail weer op, of wat we van de trail konden vinden. Het was zodanig onder de sneeuw bedolven dat we op het laatst recht omhoog moesten klimmen over de rotsen.
Hier begon het echte werk. Vol verwondering liep ik in de brandende zon door de sneeuwvelden en we staken over het ijs het meer over. Ik was erg blij met mijn zelfgemaakte oogkleppen, gemaakt van een zak chips, want de zon was oogverblindend.
De man met de magische voeten
Kleine stroompjes worden groot
To Mount Whitney or not to Mount Whitney
Verslagen door rivieren
Gered
Een koekje op Forrester pass
Eindelijk vrij
Hoe nu verder
Mijl 652-702: Waarom het deksel van de WC altijd open moet blijven
Yes. Een weekje vrij, en we gaan op roadtrip! Met dit in gedachten gingen we naar Campbell om de truck van Chandra op te halen.
Voordat we vertrokken ging ik eerst bij Kris op bezoek in Oakland. Ik ken hem nog van mijn studententijd in Santa Cruz. We gingen met zijn ouderwetse motor naar het meer om te picknicken. Heel fijn om hem weer te zien.
Toen we op het punt stonden om terug te gaan, werd ik overvallen door een golf van misselijkheid. We wachtten even en gingen toch met zijn motor op weg naar zijn huis, terwijl ik de helm ophad met het grootste gat zodat ik niet in de helm zelf zou overgeven mocht dat gebeuren.
Dat gebeurde niet. We kwamen bij zijn huis aan, en opgelucht deed ik de helm af. Toch voelde het niet goed. Toen ik binnenkwam werd de misselijkheid zo intens dat ik naar de badkamer rende. Er was geen tijd te verliezen.
Te laat. Het deksel van de WC-bril was dicht, en precies die seconde die ik nodig had om het deksel te openen had ik niet. Om het nog erger te maken had ik mijn hand voor mijn mond om te voorkomen dat ik te vroeg zou overgeven. Ik kan je vertellen: een hand houdt niks tegen, het zorgt er vooral voor dat alles wat er toch uit zou komen mooi verspreid wordt. Over de vloer, de muren, en een beetje over de WC.
Ik had het virus (of wat het dan ook was) opgelopen dat vele hikers om me heen al teisterde: ik noem het de hikerpest.
Dag Kris, het was leuk je weer te zien, sorry dat ik je hele badkamer ondergekotst heb. Gelukkig was het niet in je helm.
De hikerpest
De vier dagen erna kon ik nauwelijks eten en lag ik ongelukkig in bed terwijl ik door de hikerpest geveld was. Gelukkig konden we bij de vader van Chandra terecht op de uitklapbank. En Chandra? Die had een spier verrekt in haar nek waardoor ze haar hoofd niet kon bewegen. Een stelletje ongelukkige mensen op de bank, en na een paar dagen kon ik geen Netflix meer zien. Badkamer bed, badkamer bed.
Het was de eerste keer sinds de eerste week dat ik gewoon thuis wilde zijn. De heimwee was overweldigend.
Het enige goede is dat Chandra’s kleine hondje Bentley er was om ons gezelschap te houden. Bentley houdt ervan om te knuffelen, en laat ik daar toevallig heel erg goed in zijn.
Toch op roadtrip
Toen we allebei eindelijk beter waren vonden we dat we een roadtrip verdienden, dus gingen we toch op pad: van hot spring naar hot spring was ons plan. Bentley ging mee.
Eerst in Big Sur, een hot spring aan een klif aan de oceaan, Esalen genaamd. Alleen toegankelijk tussen 1-3 uur ’s ochtends, want de rest van de tijd is het een resort. Echt heel chique en prachtig.
Vervolgens gingen we weer terug naar walker pass om wat trail magic te doen. Alleen was er al iemand die eten uitdeelde aan de hikers dus probeerde we met Chandras enorme truck (in Nederland zeker een asobak genoemd) de hikers verder langs de trail te bereiken. Het was 20 mijl off roading en het leek alsof we het zouden halen, maar vier mijl van de trail kwamen we vast te zitten en liep Tucker, Chandra’s truck, zijn eerste deuk op. Toch maar niet dus, dus aten we de burgers, bedoeld voor de hikers, zelf maar op.
Er gebeurde nog veel meer maar ik heb geen zin om het uit te leggen, maar hier zijn wat foto’s.
De volgende en mooiste hot spring waar we naartoe gingen was in Mammoth. Dit is een hot spring opgewarmd door lava…en die moet je echt laten afkoelen anders kan je er niet in. Maar het uitzicht was fantastisch.
Wist je dat je heel goed kunt verbranden als het bewolkt is? Ik niet.
Nu wel.
Dit is de “bron” van de hot spring. Soms valt er iemand in die de waarschuwingen negeert, en diegene eindigt als bouillonsoep, want het water is zó heet dat het niet eens meer kookt. Zie je hoe blauw het is? Dat is omdat er in dit water geen enkel organisme kan leven.
Goodbye forever
Eindelijk zouden we weer op weg gaan. Terug naar Campbell om de auto af te leveren kreeg Chandra de hikerpest. Heerlijk zeven uur rijden terwijl je je verschrikkelijk voelt.
Weer Netflix. Weer niks. Alleen was ik nu niet ziek. Ik was rusteloos, en ongelukkig, en ik wilde geen Netflix meer. Dus ik wandelde een beetje rond de buurt om mijn wandelkriebels te bedwingen.
1 dag, twee dagen, drie, vier. Chandra werd helemaal niet beter, verloor zes kilo en voelde zich verschrikkelijk. Iedere dag hoopten we dat ze zich de volgende dag beter zou voelen en dat was niet zo. En iedere dag voelde ik me meer en meer gevangen, want ik wilde gaan. Chandra en ik begonnen te vermoeden dat het nog wel eens heel lang zou kunnen duren voor ze beter zou zijn.
Op dag vijf van geen verbetering wilde ik gaan. Omdat Chandra niet zeker wist of ze me ooit weer zou zien, bracht ze me maar de trail. De hele weg lang speelde de radio verdrietige countryliedjes en de lucht deed ook zijn best om het afscheid zo dramatisch mogelijk te maken.
Daar stond ik dan. Helemaal alleen op Walker Pass, met mijn tentje in het donker. Ik gaf Chandra een knuffel, en ik huilde. “See you soon”, zei ik. “Goodbye forever” antwoordde Chandra.
Zo verdomd alleen
De volgende ochtend stond ik om half zeven op om te gaan wandelen. Ik moest en zou nieuwe mensen ontmoeten om mee te wandelen.
Ik beklom de eerste berg. De temperatuur was okee, de wolken enigszins bedreigend, en het wandelen was fijn. Ik voelde dat het me goed deed om te bewegen, om niet meer opgesloten te zitten. En hoewel ik dacht dat ik vrijheid zou voelen omdat ik eindelijk op pad was, omdat ik zelf kon bepalen hoe ver ik zou wandelen en met wie ik zou praten, voelde ik me alleen maar rot.
Alle mensen die langsliepen wilde ik niet. Die mensen waren stom. Ik wilde niet sociaal zijn. Ik wilde mijn beste vriendin terug. Het was stom om alleen te zijn.
Een voet voor de andere, een voet voor de andere.
Na vijf mijl had ik bereik, en belde ik Chandra om te kijken of ze zich al wat beter voelde.
“Guess what? I’m coming to the trail today”
En ik? Ik liep weer terug naar Walker pass, om haar te ontvangen.
Langzaam maar zeker komen we vooruit
Zelden was ik zo blij om iemand weer terug te zien. Motorbug bracht haar naar de trail, en ik schaamde me omdat Chandra in de afgelopen twee dagen 1000 mijl heeft gereden, alleen maar omdat ik dacht dat ze niet meer op tijd beter zou worden en ik geen seconde meer in Campbell wilde blijven.
Chandra bracht haar nieuwe tent mee, een vierseizoenstent die we samen zouden delen. Hij was enorm, en ik gaf mijn tent weer aan Motorbug mee, en zong een paar liedjes voor hem op de gitaar als bedankje.
De volgende dag gingen we op pad. Was Chandra echt beter? Nee. Ze miste mij ook, en zag er net als ik tegenop om volledig opnieuw te beginnen met het ontmoeten van nieuwe mensen, helemaal alleen.
De eerste twee dagen ging het daardoor heel langzaam. Tien mijl per dag, terwijl Chandra zich zo zwak voelde dat we ons afvroegen of het wel een goed idee was en ik me schuldig voelde omdat ik haar te vroeg weer het pad op had “gedwongen”. Tegelijkertijd was ik blij, want samen is leuker dan alleen. En hoewel ik Chandra soms echt best irritant vind en verlang om alleen te zijn, weet ik nu dat ik me liever aan haar irriteer dan dat ik alleen wandel.
Er was echter een probleempje: in september ga ik in Groningen studeren en ik had een hospiteer-videogesprek gepland op donderdagmiddag, 12 uur. Dus we moesten verder, op weg naar internet, maar als Chandra zich niet beter zou voelen zou ik het niet halen. Er zijn belangrijkere dingen in het leven natuurlijk, maar toch, ik wil ook graag een kamer.
Dag drie voelde Chandra zich wonderbaarlijk genoeg een stuk beter, en deden we 21 mijl. Door de zon, regen, en hagel (met onweer-verdomde bergen).
We waren moe, en vies, maar gestaag kwamen we dichterbij Kennedy Meadows. De wandeling was prachtig.
Salie tegen de vreselijk vervelende vliegjes.
En om kwart voor 12 kwamen we in Kennedy Meadows aan. De enige plek met bruikbaar internet was Grumpy Bear, en het hospiteren ging onhandig (want de helft van de tijd kon ik ze niet verstaan) maar ik heb -zoals altijd- goede hoop.
We’re getting the band back together!
Kennedy Meadows is fantastisch. We kamperen in de caravan van trail angel Tom, en de hele dag eten we heerlijk gefrutuurde hapjes. Bij Grumpy bear mogen we douchen voor 3 dollar en gratis de was doen, en de hele dag kunnen we ons verbazen over de kinderen die hier als bijbaantje (of voor de lol, het is immers zomervakantie) werken. Het is net alsof er een stuk of vijf Oempa Loempa’s de hele tijd alle glazen ophalen, het toiletpapier bijvullen, of de aardappels schillen.
En raad eens wie er aankwam om ons team te versterken?
Het is Chef! Terug van weggeweest. Hij wilde flippen naar het noorden, ging in plaats daarvan op roadtrip, gaf 1000 dollar uit aan bier, en nu is hij hier, bij ons! We missen alleen Bomber nog en dan hebben we onze hele band weer bij elkaar.
Zoveel blijheid! Onze tassen zijn gevuld met Bear canisters en ice axes en zijn super zwaar, maar we hebben er zin in! Tot snel 🙂
Mijl 567-651: Dag woeste woestijn
De woestijn is voorbij. Of althans, bijna, maar laat ik voor het gemak maar zeggen dat hij voorbij is. Het duurde 52 dagen om dit gedeelte van de Pct te lopen. Dag zonneschijn en droogte, hallo bergen en sneeuw.
En ik moet zeggen dat ik verrast ben door de schoonheid en de veelzijdigheid van de woestijn. Ik verwachtte dat ik iedere dag wild zwetend en uitgedroogd mijn tentje in zou kruipen. Dat de woestijn plat zou zijn, met alleen cactussen en vetplanten. Dat het pad zou bestaan uit los zand dat tussen mijn tenen zou kruipen. Niets bleek minder waar (afgezien van dat zand tussen mijn tenen, dat was er inderdaad).
Ik had geluk, de afgelopen winter was heel nat, waardoor de bloemen bloeiden alsof de duivel ze op de hielen zat, de superbloom genaamd. Ik denk dat de helft van mijn telefoon vol staat met foto’s van bloemen. In deze blogpost deel ik al die pracht van de woestijn met jullie.
Soms was het landschap verbrand en stonden de treurige bomen te wachten tot ze omgeblazen zouden worden door de wind of om zouden vallen van ellende. Maar zelfs de treurigheid heeft zijn charme.
De zon kwam op en ging onder. De wolken vlogen in en waaiden weg. Soms regende het, vaak scheen de zon, of allebei.
En mijn benen droegen me, iedere dag weer. Het was niet eens moeilijk, iedereen kan het. Mijn voeten deden alleen aan het begin van de dag en het einde van de dag pijn, na 17 mijl begonnen ze meestal te mopperen. In de 650 mijl slechts 1 blaar, van mijn nieuwe schoenen. Het enige wat ik je echt kan afraden is ongesteld zijn in de woestijn als er weinig water is. Probeer jezelf maar eens volledig schoon te krijgen met natte doekjes. De ongestelde dagen waren mijn enige echt chagrijnige dagen. Mijn knieën deden iedere dag een beetje zeer, maar ze lopen nog steeds. Alleen als ik hurk om te plassen moet ik inmiddels mijn enkels vasthouden met mijn handen, anders val ik om.
Aantal keer dat ik plat op mijn gezicht viel:2. De ene keer omdat ik over mijn eigen voeten struikelde, en de andere keer omdat ik aan het WhatsAppen was en niet keek naar de grote steen die op het pad lag. Keep your eyes on the road. Aantal keer gehuild: veel, vooral ’s avonds als ik moe was en het donker werd en we nog vijf mijl verder moesten. En in het begin, door de heimwee en het waar ben ik in hemelsnaam aan begonnen- gevoel. Gelukkig was dat al na een paar dagen voorbij.
Nog een pluspunt van een slechte winter: omdat het zoveel geregend had (en nog steeds regent) viel het wel mee met de waterschaarste. Vaak was er tussen de 10-15 mijl wel een stroompje, bron, of water cache. De langste afstand zonder water was zo’n 20 mijl, toen droeg ik 7 liter water mee omdat ik een zeer dorstig persoon ben. Ik had alles op toen ik aankwam bij de bron.
Het was ook helemaal niet zo vreselijk warm als verwacht. Ik denk dat ik maar 10 echt hete dagen heb gehad, en dat was relatief, want ik denk dat het maar een graadje of 25 was. Normaliter kan het in de woestijn veel heter worden. En als het zo heet is? Dan sta je toch gewoon om 3 uur op? Het is wonderlijk hoe vroeg je op kunt staan als het alternatief wandelen in de hete zon is.
Maar dit alles is een kleine prijs om te betalen als er om elke bocht weer een prachtig landschap ligt. Een landschap dat iedere dag weer anders is, en ieder moment van de dag anders aanvoelt. ’s nachts bij volle maan, of overdag in de zon, of zelfs maar een uurtje later kun jij in de hagel lopen terwijl je voorganger slechts in een licht regenbuitje liep. Het pad is voor niemand hetzelfde.
Maar wat de woestijn voor mij zo leuk maakte was mijn Trail family. Chandra natuurlijk, maar er waren veel meer mensen die je telkens weer tegenkwam en waar je samen mee kon kamperen, een verhaaltje voorlezen uit een boek, of gewoon handje drukken op de parkeerplaats van de Walmart. Wat namen: “Handjob” Bomber, Chef Toots, Airborne, Jukebox, Double double, the Potato Brothers, S.O.S, Chaps, Maple Gonzales, Dropbear, Hot Boy, the Fountain, en nog veel meer leuke, lieve, en soms wat rare mensen.
En nu? Nu is die familie opgesplitst, en moeten we opnieuw beginnen. Sommige mensen nemen een paar weekjes vrij, sommige mensen flippen naar het noorden, en sommigen gaan, net zoals Chandra en ik, gewoon door met wandelen. Maar eerst even een weekje vrij. De bergen gaan nergens heen.
Mile 478-566: Slapen in een grot en eindelijk Game of Thrones kunnen kijken
We begonnen ’s avonds en na zes mijl vonden we een grot. ‘Wil je eerst checken of er een beer in zit?’ vroeg Chandra, en ik vond het prima. Ondanks het feit dat ik echt niet dacht dat er een beer in deze grot zou zitten, vond ik het best spannend om met mijn hoofdlampje de grot te verkennen, die zo’n 30 meter diep was.
Nadat ik ontdekte dat het een Beerloze grot was, besloten we erin te kamperen. Ineens slaakte Chandra een bloedstollende gil. Van schrik gilde ik ook. Chandra was geschrokken van een vleermuis die naar binnen vloog.
Ik sliep die nacht matig, maar het was wel tof. En zonder beren.
Twee dagen later kwamen we bij Hiker Town aan, een nep-western stadje gebouwd als hobby door een man op zijn eigen terrein. Daar mocht je voor slechts 10 dollar kamperen in een van de gekke huisjes, of, als die vol waren, in totaal verslonsde trailers. Gekke mensen soms, die Amerikanen. Er zat een gat in de trailer, dichtgemaakt met een stuk karton. ”s nachts waaide het een de trailer rammelde aan alle kanten. Toch was het hilarisch en beter dan mijn tent, die met een beetje wind tegen je hoofd aan klapt.
Om 3 uur in de ochtend ging de wekker, want we moesten 17 mijl wandelen langs het Aquaduct van LA, 17 mijl zonder schaduw en water. Beter om het snachts te doen, dachten wij. En dat was echt een super goed idee, want tegen 10 uur hadden we al 15 (vooruit, 14.9) mijl gewandeld en het was bijna niet te doen qua hitte.
Het idee dat het water onder je door stroomt maar dat je er niet bij kunt is best een kwelling.
Aan het einde van de 17 mijl kom je bij een brug=schaduw=levensvreugde. We kwamen om 11 uur aan maar bleven daar slapen, om om 2 uur snachts weer verder te wandelen.
Kijk deze horned toad, die het heel fijn vond om geaaid te worden. Denk ik.
De volgende dag wilden we helemaal naar Tehachapi wandelen, 23 mijl lang. Hoewel we begonnen in het donker wandelden we tot 3 uur ’s middags, door het heetste van de dag. We vonden die dag 3 boze ratelslangen die onze aanwezigheid niet waardeerden. Eentje was heel dik (niet op deze foto) en eentje zat verscholen in een struik naast het pad en ratelde zonder ophouden. Deze slang op het pad van deze foto wilde ik bovenlangs passeren, maar Chandra zei dat dat geen goed idee was, en dat je ze beter weg kunt jagen. En inderdaad, toen we met onze stokken op de grond sloegen kronkelende de slang boos en ging hij niet naar beneden maar omhoog- precies de plek waar ik langs hem heen wilde gaan. Lesje geleerd.
We haalden het die dag, 23 mijl en ik was erg trots. In Tehachapi besloten we om te gaan tweedehands winkelen, want het was 1 dollar Friday. Dit is wat we vonden:
Die avond gingen we in die outfits naar een bar voor veteranen, waar ze iedere vrijdagavond karaoke hebben. Echt heerlijk! We nodigden alle hikers uit en namen het een beetje over en zongen tot diep in de nacht.
De volgende dag liepen we een klein stukje verder, om ’s avonds weer naar het hotel in Tehachapi terug te gaan. Het was een perfecte dag, als je houdt van onweersbuien.
De weg was volledig weggespoeld door een modderstroom, die veroorzaakt was tijdens de regenbui waar we in wandelden.
De volgende dag voelde ik me een beetje koortsachtig, en toen we uit wilden checken ontdekte Chandra dat Game of Thrones op de tv was in ons hotel. Dus we bleven nog een nachtje extra ❤
Mile 370-478: Gooien met bijlen en ander vermaak
We begonnen met het beklimmen van een besneeuwde berg: Baden-Powell. Het leek ons (Chanda en ik) een prima idee om halverwege de berg te kamperen, in de sneeuw, zodat we alvast kunnen oefenen voor de Sierras.
We hebben besloten dat als we de Sierras gaan doen, dat we mijn tent gaan delen omdat we dan meer warmte hebben en meer ruimte voor eten omdat we dan met zijn tweeën één tent dragen. Dus dat deden we vrolijk, en ik dacht dat we door de sneeuw zouden smelten in de nacht. Maar dat gebeurde niet, hoewel mijn matje wel een beetje koud was. Oefening geslaagd, vind ik zelf.
De volgende dag gingen we naar de top, wat nog slechts 1,5 mijl was. Helaas voelde Chandra zich niet lekker dus moest ze even liggen in de sneeuw, en het duurde vier uur voor we de top bereikten. Bomber kwam zelfs terug naar beneden om ons op te halen en hij droeg Chandra’s rugzak naar de top.
Op de top was het zo heerlijk, en Chandra voelde zich nog steeds niet lekker, dus we bleven de hele dag lekker in de zon met hapjes en onze gitaar.
De dag erna gingen we de berg af en omdat de trail afgesloten was vanwege zeldzame kikkers moesten we een aantal mijl over de weg lopen. Dat vond ik vervelend, omdat dat pijn doet aan je voeten. Een auto reed langs en stopte naast me. “Hey,” zegt de man, “ik heb een ski resort dat nu leeg is een het is open voor hikers, ik heb net een fust aangebroken”. Dat deden we met plezier, en na een paar mijl vinden we inderdaad een oprit naar een leeg skipark. Het lijkt uitgestorven en er is een schietschijf met bijlen erin. We gooien er een paar en missen glorieus. We liepen verder naar het gebouw en een kwispelende hond komt ons tegemoet.
De rest van de dag is heerlijk, want Buckhorn ski club was een soort van zomerkamp voor volwassenen. Meer en meer hikers komen naar binnen en we spelen gitaar, 4-op-een-rij, jenga, darten terwijl je balanceert op een plank op een buis, en we gooien bijlen naar de schietschijf. Prima dagje dus.
Wandelen in de wolken
De volgende twee dagen liepen we bergop, de wolken tegemoet. We kampeerden op een bergkam, en zagen hoe de wolken langzaam vanuit het dal omhoog kropen.
Onweer. Regen. De hele nacht lang.
Ik had mijn tent niet strak genoeg opgezet dus mijn slaapzak was ’s ochtends doorweekt. Gelukkig liepen we naar beneden, naar een brandweerkazerne, en daar was het even droog. Dus we gebruikten de telefoon van de kazerne (wij hadden geen bereik), bestelden een pizza, en ik legde mijn slaapzak te drogen op een picknicktafel terwijl we pizza aten. Pizza als ontbijt, best lekker.
De rest van de dag liepen we in een wolk, en we moesten 20 mijl lopen die dag voordat we eindelijk konden kamperen op een droge plek.
De Hiker Hemel
Chandra heeft uitgerekend dat ik de hele PCT kan lopen én op tijd kan zijn om te studeren in september als ik 22 mijl per dag loop. Dus de volgende dag liepen we 20 mijl naar Agua Dulce, waar het beroemde Hiker Heaven is, een huis van trail angels waar je je was kunt laten(!) doen, je kleren kunt repareren, en gewoon kunt chillen. Heel fijn, en zeer georganiseerd. En kennelijk willen ze het huis verkopen, dus dit is een van de laatste jaren dat hiker heaven nog bestaat. Er waren een paar naaimachines en ik leerde twee jongens hoe ze hun kleren konden repareren of innemen. En trots dat ze waren!
We gingen met een groepje naar REI, een outdoorwinkel, omdat mijn schoenen bijna versleten zijn na bijna 500 mijl. Daar bleven we vijf uur, omdat mijn voeten te breed zijn voor alle brede mannenschoenen. De jongen die meeging (Airborne) had verrassend veel geduld, maar zat soort van gevangen in de val van het gaan winkelen met twee meisjes. Uiteindelijk heb ik een paar schoenen gekocht dat én extra breed is, én drie maten groter dan normaal. Zucht. Ik wil gewoon met mijn tenen kunnen wiebelen, okee?
Rond half negen ’s avonds besloten Chandra en ik verder te gaan hiken. Eerst moesten we een heel stuk langs de weg lopen. Niet heel leuk, en vooral niet in het donker als de auto’s je niet kunnen zien.
We horen een luid gebrom en een vrachtwagen stopt naast ons. “Hee, willen jullie een lift?”
Eerst zeggen we nee, omdat het doel is om de Pct te lopen, niet te liften. En dan kijken we beter naar de wagen. Het is een hele vreemde, met stellages op de achterkant én de voorkant. Het is een vrachtwagen om films mee te maken. “Mogen we daar zitten?” Vragen we en we wijzen naar het platform voor de koplampen, ongeveer een meter boven de grond. “Natuurlijk!” Zegt de man, “als je je benen maar omhoog houdt”.
De vlinderwolk
De dag erna kwamen we in een heel ander soort wolk terecht: een wervelwind van vlinders (Monarch/Painted lady). Duizenden vlinders in de lucht, zoveel dat je de vleugels kunt horen bewegen.
De vortex, oftewel Casa de Luna
En weer 20 mijl (en mijn eerste blaar van mijn nieuwe schoenen) verder komen we bij nog een beroemd trail angel huis, Casa de Luna. Meteen kregen we een knuffel, een Hawaiiaanse blouse en avondeten. Dat was echt een huis naar mijn smaak: een soort van hippie /krakers huis, waar je spelletjes kunt spelen, gitaar kunt spelen, en stenen kunt beschilderen. Je kunt kamperen in de achtertuin, een soort doolhof-bos vol met beschilderde stenen en kampeerplekken. Je kunt ook de Pct- bandana krijgen als je een dansje doet voor de vrouw des huizes. Ik deed de twist op Twist and shout.
Chandra en ik dachten dat we na het ontbijt zouden vertrekken, alleen bleek het dat Chandra geobsedeerd is met het minutieus beschilderen van stenen (en later gezichten) dus we bleven nog een nachtje. Momenteel schrijf ik dit en is Chandra weer gezichten aan het beschilderen, dus ik ben benieuwd of we daadwerkelijk gaan vertrekken vandaag.
Ik ben benieuwd.
Deze laatste honderd mijl was een luxe van huizen waar we mochten logeren, en wolken vol met regen of vlinders. Heerlijk.