Morgen ga ik naar huis

Na iets meer dan vier maanden ben ik klaar om terug te komen. Ik heb de trail nog lang niet af, en misschien gebeurt dat wel nooit, maar het is iets om van te blijven dromen. 

Chandra haalde me op en samen (nadat ik én Thais én Indiaas gegeten had) gingen we naar Crater Lake in Oregon, waar Chandra gebleven was. Blijkbaar had ze haar teen gebroken tijdens een van haar lange (35 mijl) wandeldagen en ze was even langs de dokter gegaan. Ze mocht er gewoon mee verder wandelen. Ook had ze veel negatieve ervaringen met liften omdat Oregon blijkbaar racistisch is, en daarom besloot ze om haar truck aan de trail bij Bend te parkeren, en dat we terug zouden liften naar Crater Lake, 90 mijl terug. Onhandig, maar ik begrijp het ook wel als je niet opgepikt en zelfs uitgescholden wordt omdat je zwart bent terwijl de andere stinkende hikers wel mee mogen. 
Daar waren we dan. Eindelijk weer samen wandelen, en ook nog wel langs het prachtige Crater Lake (een meer in een vulkaan krater). We hadden weer 9 dagen aan eten bij ons, en ik was erg enthousiast met het inkopen geweest (chocola en taart want bijna jarig) dus ik had meer eten mee dan ik in de hele Sierra heb gedragen.
Crater Lake heette niet voor niks “Deep Blue Lake”, want het was zo mooi, zo blauw. De hele middag na het liften liepen we over de rand van de Crater in de richting van de PCT. Omdat het zo mooi was en ik graag ging zitten om het uitzicht in me op te nemen kwamen  we pas rond een uur of 9 bij de Pct aan. Crater Lake is geen onderdeel van de PCT omdat er geen paarden toegestaan zijn, maar iedereen zonder paard die houdt van mooie dingen gaat via deze “side trail”. 
De volgende ochtend werden we pas om 8 uur wakker omdat we moe waren van de lange reis hierheen. Toen Chandra wakker werd zuchtte ze, en zei ze dat ze er klaar mee was. Ze had gehoopt dat als we weer samen zouden wandelen ze er weer zin in zou krijgen, maar ze wilde niet meer wandelen. Haar teen deed zeer, en het hielp ook niet dat ze in ons grote liftavontuur haar wandelschoenen vergeten was in haar truck. We hebben ongeveer dezelfde maat dus zij droeg mijn schoenen en ik rockte de befaamde “sokken in sandalen” look.
“Maar jij kunt verder gaan” zei ze, “en dan kan ik trail angel spelen en je eten brengen als je een weg passeert.”
Vervelend, want ik wilde graag samen met haar wandelen. Maar iedereen heeft recht om van gedachten te veranderen (ik ben daar een goed voorbeeld van). Ik hoefde er niet lang over na te denken wat ik zou doen. Ik kwam hier om samen met haar te wandelen, maar als dat niet gaat, dan gaan we toch gewoon naar Seattle voor mijn verjaardag?
Zo gezegd, zo gedaan. Ware het niet dat we weer helemaal naar Bend terug moesten liften. Gelukkig was er een toffe Lava cave onderweg.
In Seattle werd ik 28, en dat vierden we met een bezoek aan de beroemde Trol onder de brug, een ijsje aan de rivier en twee keer cake. 
Omdat ik toen iemand vroeg hoe oud ik was had geantwoord dat ik 65 was, had Chandra 66 kaarsjes voor me aangestoken op de cake. Toen ik ze uitblies was de hotellobby wit van de rook. 
We fietsten rond, aten nog meer ijs, en gingen naar de nieuwste Lion King. 28 voelt oud, maar he, ik kan nu niet meer dood gaan op mijn 27e 😉 
Intussen had ik gemaild met het bedrijf waarmee ik mijn vliegtickets geboekt had om te vragen hoeveel omboeken kost. 444 euro was het antwoord. Les geleerd hiervan: boek een enkeltje als je voor zo’n lange tijd gaat.
OK, dacht ik, dan ga ik wel alleen verder. Wandelen is de goedkoopste optie en dan kom ik eind augustus terug zoals gepland. Chandra zette me af bij Rainy Pass en ik zou zuidwaarts lopen. In de ochtend regende het niet (hoewel de naam dat wel suggereert) maar toch wilde ik niet gaan. Ik had tegenzin. Ik had geen zin om weer alleen te gaan, weer nieuwe vrienden te moeten maken. Ik heb genoeg gewandeld, en Washington, een prachtig stuk van de trail, kan ik altijd een andere keer doen. 
Toch moest ik het van mezelf proberen. Ik zei doei tegen Chandra en ging op pad. 
De Northern Cascades zijn heel mooi en bosrijk, heel anders dan de Sierra Nevada. Die is ook hoog maar meer rotsig. Alleen wandelen is niet mijn forte omdat ik dan overal hele lange pauzes wil nemen. Niemand die op me wacht immers, en het uitzicht is hier mooi, en hier ook. Even genieten.
Toch realiseerde ik me al na een paar uur wat Chandra bij Crater Lake al wist: ik ben ook klaar. Dan moet ik maar een nieuw ticket kopen (is goedkoper dan omboeken). Maar ik wil naar huis. Ik wil in het saaie Nederland zijn, mijn vrienden en familie zien. Mijn nieuwe kamer in Groningen (eindelijk een kamer gevonden!) inrichten. Fietsen om van plek naar plek te komen en niksen en mentaal voorbereiden voordat ik ga studeren. 

Dus slechts 8 mijl uit Rainy Pass zette ik mijn tent op, kookte eten, en ik liep wat rond op de rotsen en omgevallen boomstammen in het riviertje. Ik keek naar de eenden die doken in het brandschone water en vond het allemaal heel rustgevend en mooi. Het was goed zo. Morgen, zei ik tegen mezelf, morgen ga ik naar huis. 
Niet gehaald maar op mijn laatste dag kwam ik toch dit schattige Canada monument tegen.Ik ga iedereen, maar vooral Chandra, ontzettend missen.
Tot gauw!

Mijl 907-1017: Een knallend einde van de Sierra Nevada

Glitters en feest 

Omdat ik Skistadje Mammoth te duur vond liftte ik terug naar Bishop, om in The Hostel California mijn welverdiende rustdag te nemen. Degene die mij een lift gaf zei dat die avond het beste feest van het jaar in Bishop was. Het was een huisfeest in een groot huis voor bergbeklimmers met als thema Dungeons and Drag Queens and Dodgeball. Ik moest lachen om dit prachtige thema en hij liet me op de kaart zien waar het huis ongeveer was. Zo’n feestje mag je natuurlijk niet missen dus ik nodigde wat leuke mensen in het hostel uit om mee te komen. En zo kwam het dat ik ’s avonds, na die dag 15 kilometer gelopen en 50 kilometer gelift te hebben, met glitter op mijn gezicht en in de leenkledij van THC op de fiets een onverlichte weg af fietste. We waren niet echt uitgenodigd (degene die mij de lift gaf woonde daar niet) maar we werden hartelijk ontvangen. Een heerlijk feest met mensen verkleed als paard, drag queen, of hamerhaai. Ik kwam er achter dat ik, na enkele maanden wandelen en weinig alcohol, nóg minder kan drinken dan voorheen. Oh well. Het was een goed feest, met een draak die alcohol uit zijn mond uitdeelde en een volledige loods waar je dodgeball kon spelen 😉
Na slechts één rustdag was ik weer op pad. De PCT zou door Yosemite, een beroemd park, lopen en ik wilde graag daar een paar dagen doorbrengen. Een groep leuke hikers uit het hostel had hetzelfde idee dus ging ik met ze mee.
De afgelopen 120 mijl van de Sierras volgde de PCT grotendeels de John Muir Trail, maar de eerste dag splitsten ze voor 15 mijl. Ik koos voor de JMT, omdat die er op de kaart mooier uitzag, langs veel meertjes. Wel was het veel meer klimmen dan de PCT. Dat heb ik geweten. De JMT was net zo prachtig als het vermoeiend was. Vijf mijl omhoog, omlaag naar een alpien meer, weer omhoog, omlaag naar een meer, omhoog, omlaag etcetera etcetera. De meertjes waren prachtig en ik had er eentje helemaal voor mezelf en nam een duik in het vreselijk koude water. Omringd door hoge bergen en sneeuw in water zo helder dat je alles om je heen kunt zien, je voelt je zo gelukkig dat je dat kunt ervaren.
Donohue pass was gelukkig heel gemakkelijk na alle andere passen die we hadden gedaan en na een lange afdaling kwamen we aan bij de grootste alpiene weide ooit. Na dagen, weken van hoge bergen liep ik eindelijk over volledig plat terrein, terwijl een rivier er meanderend doorheen laveert. Het water was zo schoon en zo doorzichtig dat ik in de tien mijl dat ik de rivier volgde er wel 3 keer in spong. Alle vissen kon je van meters ver zien zwemmen maar ze trokken zich niets aan van deze naakte Nederlander. 
Ik zette mijn tent op vier mijl uit Tuolumne Meadows, van waaruit we naar Yosemite zouden gaan. Ik had mijn avondmaal net achter de kiezen toen ik de rest van mijn groep voorbij zag lopen. Ze mompelden iets over permits en Yosemite en slechts 10 permits per dag en liepen verder. 
10 permits per dag dacht ik, ik moet een van de 10 zijn! Dus met veel moeite (want ik was klaar om te gaan slapen) pakte ik mijn tent weer in en liep ik de laatse 4 mijl, zodat we de volgende ochtend vroeg bij de ranger station konden zijn om een permit te regelen om Yosemite in te wandelen. 
Om zes uur de volgende ochtend liepen we, een groep van zes, naar de Ranger Station. Er stonden (en lagen) al 6 mensen in de rij. Uiteindelijk kwamen nog 3 mensen die ik kende een die bij deze groep hoorden aangelopen. Oei. Toen om 8 uur de Ranger Station eindelijk opende was de rij nog langer. En het bleek dat ze maar 6 permits hadden om Yosemite in te wandelen over Clouds Rest, een prachtige wandelroute van 18 mijl. Alle mensen voor ons in de rij wilden een permit voor de dag erna, dus wij hadden geluk! De drie mensen die later aan waren komen lopen hadden pech en waren en beetje boos en verdrietig, maar helaas geldt het recht van wie het eerst komt, die het eerst maalt. Ik was enorm in mijn nopjes met de permit, maar kon dat niet te veel laten blijken omdat zij zo verdrietig waren. 

De weg waar de wolken rusten 

Stel je voor: je loopt over een bergkam nauwelijks breder dan een fietspad. Aan beide kanten is een afgrond die duizelingwekkend diep is. Het uitzicht aan beide kanten is van diepe valleien en hoge bergen. We kunnen de beroemde Half Dome zien, maar we zijn zelfs hoger en we kijken er op neer. We (de mensen zonder hoogtevrees) zitten op een uitstekende rots boven de afgrond en genieten van de zonsondergang. De kleuren van de lucht veranderen snel, en ze verkopen van roze naar zachtpaars naar blauw. Even later zitten we ineens in een gouden gloed. Ik kan het niet anders zeggen: als je ooit in de buurt bent, ga naar Yosemite via een van de trails. In de vallei is het vreselijk druk, maar op de trails met een permit heb je het uitzicht bijna voor jezelf.

9 bolletjes ijs 

In Yosemite slaat ook de “hiker hunger” in volle kracht toe. In de vallei zijn slechts enkele dure eetgelegenheden en een hele dure supermarkt (3 dollar voor een muslireep) maar dat weerhoud me er niet van om het er goed van te nemen. Ik bestel een volledige maaltijd (varkenslapjes met aardappelen en spruitjes) en zodra ik dat naar binnen heb gewerkt koop ik het grootste ijsje op het menu. Zeg maar het equivalent van 9 bolletjes ijs. Ik eet het met gemak op. Mijn tafelgenoten hebben alleen bier gehad dus als we later langs de grill lopen bestellen ze een burger. Ik sta toch met ze in de rij dus doe vrolijk mee. 
Hoewel we na de eerste lange wandeling (en een nachtwandeling naar Yosemite falls) vrijwel niets uitvoeren in Yosemite (chillen aan een meertje, chillen aan een beekje) ben ik oververmoeid. Mijn lichaam schijnt zich te realiseren dat het nu in vakantiemodus mag en een wandeling van twee mijl lijkt al ver. Alles wat ik wil is zwemmen en liggen en snacks eten. Als dat maar goed gaat als ik weer ga wandelen. Het helpt ook niet dat Chandra mij een berichtje stuurt dat ze misschien wil stoppen. Later herziet ze haar beslissing, maar toch. 
De hele middag lig ik aan een riviertje waar mijn reisgenoten de dag ervoor twee beren hebben gezien. Ik hoop vurig dat ze weer terugkeren, maar het mag niet baten: waar Weike is, zijn de beren niet. 
Na een paar dagen relaxed te hebben in Yosemite en nul beren te hebben gezien liftten we terug naar Tuolumne. Het enige probleem is echter dat de weg naar Tuolumne lang en meandered is: niet zo best voor een wagenziek iemand als ik. Nadat ik halverwege de rit onze lift plotseling liet stoppen langs de weg omdat ik bang was dat ik moest overgeven mocht ik voorin zitten. Daar dommelde ik vervolgens in slaap. Ik ben de perfecte lifter, neem mij mee! 

Alleen muggen als gezelschap

Vervolgens gingen we op pad. Maar al snel gebeurde het: ik raakte iedereen kwijt. We zouden vier mijl uit Tuolumne kamperen maar ik zag niemand, dus liep ik verder. Vijf mijl, nog steeds niemand. Omdat de muggen steeds enthousiaster werden zette ik mijn tent neer naast een waterval, op een platte rots. Daar sliep ik als een blok. 
En zo ging het een paar dagen. Ik wist niet of ze ver voor me of ver achter mij waren. 
Ik was alleen met mijn gedachten, en die gingen ongeveer zo: ik wil aan een meertje liggen en boekjes lezen. Vrienden zien. Taart eten. Muggen! Maaltijdsalade. Een beer! O nee, een boomstam. Ik ben moe. Even zwemmen. Muggen, snel aankleden! Heb ik pas zes mijl gelopen? Hoi hert. Mooi gewei. Ja, ren maar weer weg. Zou ik me vervelen als ik eerder naar Nederland terug ga en een maand niks te doen heb? Ik wil bessen plukken en pruimen. Misschien vind ik wel al een kamer in Groningen en kan ik die gaan inrichten. Even deze waterval oversteken. Bergop, altijd maar weer bergop. Ik wil naar huis. Ik heb zin in saté. Maar ik wil ook Washington zien. Maar ik wil naar huis. Waarom is het pad een moeras?
Ik was moe. En mijn gedachten maakten het erger. Mijn lichaam was in Yosemite ineens blootgesteld aan de vakantiemodus, en die vond het niet okee dat ik weer verder wandelde. De muggen hielpen niet, de drukkende hitte ook niet. Ook het feit dat de spannendste en gevaarlijkste passen voorbij waren was geen motivator. Misschien, dacht ik, misschien ga ik na mijn verjaardag wel naar huis. Beer of geen beer. Duizend mijl gewandeld is toch ook best goed?
Het bleek na wat gesms met mijn inreach dat Chandra tijdelijk off trail was, en dat ze me zou oppikken bij Sonora Pass om met haar verder te wandelen. Wat fijn! Dat zou de beslissing of ik eerder naar huis kom even uitstellen. En Oregon is hopelijk geen moeras, hoewel de muggen ook best erg schijnen te zijn. 

Een knallend einde 

Na drie dagen alleen te hebben gelopen hoor ik geluid achter me. Het is Tadpole! Hij had die dag weer een beer gezien, de geluksvogel. De beer kwam hem nietsvermoedend tegemoetgelopen, zag hem en rende in volle paniek weg. De laatste dag liepen we samen, en dat was maar goed ook. 
Het was een lange dag, 19 mijl. Die dag zagen we het landschap veranderen. Van bergen met naaldbomen en rotsen werd het uitzicht bruiner, met berghellingen met kleine, bruine kiezels en nul begroeiing. Een paar dappere bloemen probeerden het nog, maar het was het meest lege landschap ooit. Het leek wel Mars. En juist daar, terwijl we weer hoog geklommen waren en de trail vier mijl lang over bergkammen zou gaan, pakten de wolken zich samen. De hele dag waren er al wat wolken, maar de wind zette aan en in de verte hoorden we al wat gerommel en het werd donkerder en donkerder. Wijzer zou wellicht zijn geweest om weer omlaag te klimmen en onze tent op te zetten. We overwogen het, maar we wilden zo graag naar de weg. Ik wilde echt eten, geen proteïnerepen of aardappel puree, en Chandra weerzien. Dus we gingen verder, het devies “make wise decisions” dat in mijn achterhoofd speelde stilletjes negerend. 
Het leek mee te vallen. We waren weliswaar op de meest blootgestelde plek ooit, maar het onweer en de bliksem was in de verte en de wind woei de storm van ons weg. Bij iedere bliksemflits telde ik de seconden. Twaalf seconden. Geen probleem.
Maar na een uur wandelen draaide de wind plotseling van richting. Flits! Boemmmm! Vijf seconden. We liepen een wolk in en enigzins in paniek begon ik te rennen tot ik de wolk weer uit was. Zachtjes begon het te regenen.Mijn regenkleding zat onderin mijn rugzak en ik weigerde de tijd te nemen om ze te pakken. Toen kwam de hagel. De onweersbui was nu vlak boven ons maar we konden de weg al zien liggen in de verte. Bovendien was er nergens om te schuilen: de beste optie was nu om zo snel mogelijk naar beneden te komen. Stiekem waren we blij. “There’s nothing that makes you feel more alive than being a little afraid you’re gonna die”, zei Tadpole, en we lachten en renden voort. De regen en hagel werd steeds erger en ik zag iets wat leek op een enorme sneeuwglijbaan, helemaal naar beneden. Nee, zou het echt? Met al het water dat van de rotsen af stroomde was het moeilijk om op de sneeuw te komen, omdat je best een gat moest overbruggen. Maar ik deed het en rende vol adrenaline naar de 200 meter lange sneeuwglijbaan. Alles was bezaaid met hagel en nat van de regen, maar het kon me niets schelen: ik wilde zo snel mogelijk weg. Wat heerlijk om te glijden! Waar de trail nog lang hoog bleef, was ik nu al bijna beneden. Binnen twintig minuten waren we bij de weg en we haasten ons naar het toiletgebouw op de parkeerplaats om onze overige droge kleren aan te trekken. Twee uur eerder dan ik had verwacht (want normaal neem ik veel pauzes en ren ik niet over bergpaden) waren we op Sonora pass highway. In onze droge kleren op het vrouwentoilet schrokten we een choladereep naar binnen, speelden we wat spelletjes en keken we Treasure Planet op Tadpoles telefoon.
Rond een uur of negen ’s avonds hoorde ik het diepe gebrom van Chandra’s Toyota. Dit is het einde voor de Sierras voor mij, ik ga met haar mee naar Oregon en kijk hoe lang ik het daar nog leuk vind. 
Ik ben ontzettend blij en trots op mezelf dat ik de Sierra Nevada heb gedaan terwijl er nog veel sneeuw lag. De eerste keer dat ik het probeerde was het te veel voor me, maar toen ik het twee weken later opnieuw probeerde was het perfect. Sneeuw op alle passen, maar de dalen sneeuwvrij. De intense hoeveelheid sneeuw maakte dit prachtige deel van de trail nog uitdagender, vermoeiender en mogelijk gevaarlijker. Maar ook mooier.  Het voelde als een echt avontuur en ik heb enorm veel geleerd over uitputting, samenwerken, persoonlijke grenzen en doorzettingsvermogen. Ik zou het zo nog een keer doen. Een ander keertje 😉

Mijl 789-906: A pass a day keeps the doctor away

In Bishop ontmoette ik Outlier en haar trail family Hot Sauce, White Noise en Monarch. Ons doel: Om in een keer van Kearsage naar Mammoth te lopen, 117 mijl en 7 mijl om weer op trail te komen. 117 mijl, dat is 188 kilometer.

Moet je je voorstellen hoe zwaar onze rugzakken waren. We hadden tien dagen aan eten meegenomen. Ik wilde mijn rugzak niet wegen, maar die van Hot Sauce was bijvoorbeeld 50 pounds. Maargoed, zij had dan ook een extra paar schoenen en een potje ghee (een soort boter) mee. Ik neem voor het gemak maar aan dat mijn rugzak lichter was, maar toch, het was zwaar.

Terug naar de trail: een wereld van verschil

Twee en een halve week geleden was ik vanuit Kearsage vertrokken. En nu ging ik eindelijk weer terug. Ik was ontzettend benieuwd wat er allemaal anders zou zijn, en vooral: of er veel sneeuw gesmolten was. Terwijl we Kearsage beklommen kwam ik er al gauw achter dat a) de sneeuw nog steeds aanwezig was, maar in mindere mate en b)dat de meertjes er met minder sneeuw ineens een stuk zwembaarder uitzagen! Ik nam een duik. Monarch en White Noise zagen een beer, en ik was tot mijn grote treurnis net verder gelopen.

A pass a day keeps the doctor away

En toen waren we eindelijk weer terug op de PCT. Waar weken ervoor sneeuw lag, was het pad volledig zichtbaar. Ik kon wel juichen. Geen geglij, geen vermoeide zoektocht naar het pad, geen gevaarlijke posthole-situaties. Heerlijk. Ik had er ontzettend zin in.

Deze 117 mijl had voor vrijwel iedere dag een pas in petto: Glenn, Pinchot, Mather, Muir, Selden en Silver. Dat wil zeggen: iedere dag vroeg op om een berg omhoog te beklimmen zodat de sneeuw nog hard is, en dan naar beneden te rennen en in het dal te kamperen, zo dicht mogelijk bij de volgende pass. Een bijzonder vermoeiende aangelegenheid, omdat je iedere dag ongeveer een tot anderhalve kilometer omhoog en dan weer omlaag moest lopen.

De eerste dag op de trail gingen we over Glen Pass. Ik moest weer even wennen dat over de sneeuw lopen zo langzaam gaat. Normaliter wandel ik 2-3 mijl per uur, in de sneeuw slechts 1. Bovendien was de sneeuw zodanig gesmolten dat er een nieuwe dimensie aan toegevoegd was: de zogenaamde sun cups. Dit zijn 20-50 cm diepe gaten in de sneeuw, waardoor het landschap een beetje lijkt op een honingraat. Om hier over heen te komen moet je of alleen op de verhogingkjes gaan staan, of alleen in de gaten. Ikzelf koos voor de verhogingkjes, met het risico dat als je misstapt je in een gat valt.

Heel vermoeiend, gelukkig waren vaak mensen ons voorgeweest en konden we een goed pad in de sneeuw volgen.

Oei: die rivieren zijn geen grapje

Nooit heb ik bruggen meer gewaardeerd dan in dit deel van de Sierra. Ze zijn niet vanzelfsprekend! Een omgevallen boom was vaak een uitkomst, maar als die er niet is, moet ik mijn schoenen (en soms ook broek) uitdoen, sandalen aan, om weer een ijskoude rivier over te steken.

Hetgene wat ik het meeste vreesde in de High Sierra, de rivieren, bleek inderdaad nogal een uitdaging te zijn. Al op het einde van de tweede dag moesten we White Fork oversteken, een onbenullig stroompje in een normaal jaar, maar nu toch best een stroompje om u tegen te zeggen. Niemand van onze groep wist hoe je veilig samen een rivier over moest steken, dus besloten we om het alleen te doen. De rivier was razendsnel, daar wilde je echt niet in omvallen, en ongeveer heupdiep. Gelukkig was aan de andere kant een struik waar je je goed aan vast kunt houden.

Dit is een voorbeeld hoe het dankzij de struik gelukkig net goed ging met Monarch.

Schoenen opdrogen/smelten

Op dag drie, terwijl ik op de groep aan het wachten was op de top van Pinchot, vroeg ik toch maar aan een andere trail family hoe zij dat nou deden, veilig samen zo’n rivier oversteken. Smiles, Twig en Buttercup deden het voor.

Met nieuwe kennis over veilig rivieren oversteken voelde ik me gesterkt in het volgende gedeelte: we kwamen namelijk langs Kings River, een rivier waar in het vorige hoge sneeuwjaar (2017) twee vrouwelijke PCT hikers waren verdronken.

Toen ik daar aankwam was het een vreselijke razende rivier. Zo razend, dat geen haar op mijn hoofd eraan dacht om die rivier over te steken. En er was wel een omgevallen boom, maar daar sloeg het water gewoon als een golf overheen. Niet verstandig.

Gelukkig had een aardige Ranger een briefje voor ons opgehangen: als we een aantal mijl stroomopwaarts zouden lopen zou de rivier zich splitsen en is hij niet zo moeilijk meer over te steken.

We zagen op de kaart dat de PCT de Kings River twee keer kruiste, als je nog verder omhoog liep hoefde je de Kings river helemaal niet over. Dar gingen we doen. Samen met Snorlax liep ik stroomopwaarts en we staken de rivier over waar de ranger had aangegeven dat het veilig was. Het was de koudste rivier tot nu toe, het was heel ondiep maar mijn voeten bevroren bijna, zo koud was het.

Wat we niet deden: kijken op de kaart. En daar kwamen we al gauw achter toen we het pad afliepen en in de verte het vertrouwde gebulder van een rivier hoorden. Ik keek op de kaart. South Fork Kings River. He, die hoefden we toch niet over te steken? Kennelijk waren we iets te vroeg overgestoken, waardoor we dit deel toch nog moesten doen. Het leek echt minstens naveldiep, en ik ging voor de zekerheid maar in mijn onderbroek, want ik wide mijn kleren niet natmaken. Snorlax vond een goede plek om de rivier over te steken, over wat grote stenen, en met de methode uitgelegd door de drie dames bleek het absoluut geen probleem.

Vlak naast de rivier zetten we ons kamp op, en een half uurtje later kwamen ook Outlier, Monarch, Hot Sauce en White Noise aangelopen. Zij hadden de omleiding wel goed begrepen en hoefden slechts door een paar enkeldiepe rivieren. Vooral Outlier en Hot Sauce waren vreselijk moe van de afgelopen dagen en ze hadden de wanhoop in de ogen die ik herkende van de vorige keer dat ik in de Sierras was. Ze lachten ongelovig om onze fout en die nacht sliepen we heerlijk terwijl het geluid van de rivier mijn oren vulde.

Mather pass: want in je vakantie moet je lekker vroeg opstaan

Op dag vier was het tijd voor de gevreesde pass waar we veel sterke verhalen over hadden gehoord: Mather pass. Hij is sketchy, werd gezegd, zorg ervoor dat je om 7 uur ’s ochtends op de top bent.

7 uur ’s ochtends. En wij kampeerden 3 mijl van de top. En in de sneeuw gingen we maar 1 mijl per uur. Dat betekende vreselijk vroeg opstaan. Om 4:15 gingen we op pad. Het ging inderdaad vreselijk langzaam, omdat ik het pad in de sneeuw steeds kwijt raakte in de nacht, en we ons eigen pad moesten banen over de sun cups.

Mather pass kwam lanzaam dichterbij. Ik ging als eerst omhoog. De zon kwam lanzaam op terwijl ik het eerste stuk beklom, eigenlijk gewoon een ladder in het ijs. Met mijn ice axe en microspikes was het makkelijk te doen en ik rende omhoog. Al na een tijdje kwam ik bij de rotsen halverwege de berg en was er geen pad zichtbaar. Ik vind het altijd heerlijk om te klimmen, dus ik klom lekker over de rotsen omhoog. Met een rugzak op de rug niet altijd even gemakkelijk, maar toch, zeer vermakelijk om te doen.

Om kwart over 7 was ik op de top, en ik deed een dutje in de opkomende zon. Pas een uur later kwam de rest ook aan: ik was echt omhoog gerend. Het bleek helemaal niet nodig te zijn geweest om zo vroeg op te staan, om 9 uur was het ook prima geweest om de top te bereiken. Zucht.

Tijd om iets sneller te gaan

Al een paar dagen had ik het gevoel: ik kan meer lopen dan dit. Voor elke twee uur dat ik liep, moest ik een uur wachten op de rest, vaak samen met Monarch. Dus toen we eindelijk in de prachtige vallei aankwamen waar ik een heerlijk dutje deed, omringd door hoge muren van graniet, besloot ik dat het tijd was om deze groep de groep te laten. De gevaarlijke passen waren immers voorbij, nu kon ik het zelf wel. En de rivieren, mochten ze gevaarlijk zijn dan zou ik wel op iemand wachten.

Na een paar dagen dit mysterieuze geluid te hebben gehoord kwam ik er eindelijk achter dat een grouse (berghoen) de schuldige was
Je weet dat je een hongerige hiker bent als je het eten dat je geknoeid hebt toch opeet

Monarch ging mee, omdat hij eerder in Mammoth wilde zijn om zijn vriendinnetje te zien. En zo gingen we de volgende dag, een rustdag voor de rest van de familie, toch weer een pas doen: Muir Pass.

Muir pass: oorverdovend stil

Dit was mijn favoriete kampeerplek van dit gedeelte. Dit gedeelte van de Pacific Crest Trail is hetzelfde als de John Muir Trail, en deze pass is vernoemd naar John Muir, iemand die zich inzette voor dit deel van de wildernis. Op deze pass staat een prachtige shelter, de Muir hut.

Ik beklom de pas nogal laat (deze was toch niet gevaarlijk steil), dus ik kwam om 7 uur s’ avonds bij de hut aan. Er waren al 6 andere mensen die in de hut wilden slapen, maar gelukkig was er meer dan genoeg plek.

We kookten en keken naar het sneeuwlandschap.

Het was doodstil. Al het geluid werd gedempt door de sneeuw, of door de ijle lucht.

Midden in de nacht ging ik naar buiten om te plassen en in de oorverdovende stilte van de berg keek ik naar de hemel. Die was besproet met sterren, honderden, duizendenden, en de melkweg was heel goed zichtbaar. Adembenemend.

Ik ging de hut weer in, waar zes stinkende hikers sliepen (het was heel warm) en ik probeerde te slapen. Helaas had een van de hikers een zeer, zeer lawaaiig matje dus dat ging niet super. De volgende ochtend gingen we weer vroeg op pad.

We liepen en we liepen. Ik voelde me goed, dus ik liep zelfs twee dagen achter elkaar meer dan 20 mijl. Soms door muggen geplaagd, dan ga je ook sneller.

Een paar dagen en makkelijke passen later kwam ik in Mammoth aan. De laatste nacht kampeerde ik aan Lake Virginia. Het was werkelijk fantastisch.

Maar nu, tijd om te chillen.

Onhandig maar leuk: mijl 1422-1474 en duizenden mijlen off trail

“Hee, je kunt niet in een keer een super lange blogpost schrijven en dan weken niks”

Nou, de reden dat ik niets schreef was omdat, tussen de vorige blogpost en 4 juli, ik een beetje onhandige niet-pct gerelateerde dingen deed.

Maar: we waren moe, en deze dingen waren zeker de moeite waard. Onder andere:

We reden naar Portland waar ik eindeloos tweedehands winkels afging. Chandra vond het ook erg leuk, haha.

Erna reden we naar Clearlake om met Chandras vriend-familie te gaan wakeboarden.

Vervolgens flipten we naar Noord-California, waar we door prachtige bossen liepen. De herten liepen ons achterna en groeven koortsachtig in de bosgrond waar ik plasjes pleegde.

Hier wacht een hert ongeduldig tot ik weer moet plassen

De bossen waren mooi, maar ik dacht alleen maar: ik wil terug. Ik wil echt graag die hoge Sierra afmaken.

Chandra wilde dat absoluut niet. Zij wilde pas terug als de sneeuw helemaal gesmolten is.

Dilemma.

Want daar heb ik waarschijnlijk geen tijd voor. Dus ik liep iedere dag met het idee: over drie weken ga ik terug, alleen, en dan is de meeste sneeuw weg en is het niet zo erg meer. Ik ga terug naar The Hostel California en ik vind hopelijk een nieuw groepje om mee te gaan.

Maar toen, we waren net in Mount Shasta aangekomen en ik had eidelijk eens internet, nam alles een nogal abrupte wending. Outlier (een meisje dat ik eerder op de trail had ontmoet) en haar trail family was in Bishop, en ging over enkele dagen weer de Sierra in. En ik mocht mee, als ik wilde.

AAAAAH. Dat is twee tot drie weken eerder dan ik wilde, waren de rivieren niet te groot, de bergen niet te besneeuwd?

Maar toch, zo geschiedde. De meest onhandige flip flop in de geschiedenis van de PCT. Flippen, een weekje lopen, en weer terugflippen.

En zo kwam het dat ik, nadat we nog een laatste mooie dag doorbrachten aan een gekke zwemplek vlakbij Dunsmuir, ik halsoverkop naar Bishop vertrok.

Als je mijn hoeveelheid mijlen in de auto/met het openbaar vervoer van deze twee weken bij elkaar op zou tellen, zou het waarschijnlijk boven de 2000 zijn. En de richtingen die ik allemaal gereden heb, zijn kriskras over heel California en Oregon.

Maargoed, een nachtelijke treinreis naar San Jose later, waar ik mijn bear can en ice axe op moest halen, en een hele dag rijden door de prachtige Yosemite Vallei, kwam ik toch eindelijk in Bishop aan. Paar dollar armer, maar: ik had er weer zin in.

Tijd voor de Sierra: Volume 2.

Mijl 702-788: Let’s posthole the f*ck out of here!

Ten eerste wordt dit een nogal lange post. Als je hier geen zin in hebt, probeer het later nog eens 😉 ten tweede heb ik er een miljoen jaar over gedaan om alle foto’s te uploaden, en nu blijkt dat het niet goed gelukt is. Ik probeer het morgen nog eens.

De afgelopen week was de zwaarste week tot nu toe. Vers uit de warme woestijn trokken we de High Sierras in, het verschil in landschap als dag en nacht.

Dit jaar is een hoog sneeuwjaar. Oftewel, er is bovengemiddeld veel sneeuw gevallen, en als die sneeuw smelt voedt het de kabbelende beekjes met smeltwater. Veel mensen flippen na Kennedy Meadows naar het noorden, waar er minder sneeuw is, of in ieder geval minder hoge bergen met sneeuw.

Chandra, Chef en ik niet. We hebben toch San Jacinto en Baden-powell beklommen, die zijn ook bedekt met sneeuw. Iedereen vond dat eng en wij deden dat met twee vingers in onze neus. We waren ervan overtuigd dat het overdreven was om te flippen, we hebben toch snowgear (4 seizoenstent, warme kleding, crampons, ice axe, warme slaapzak en extra isolerende slaapmat)? Wij waren hierop voorbereid, dit wisten wij zeker.

Even lesje ice axe gebruik

Wat ik niet wist, is dat ik in een week zo moe zou worden, zo hongerig, zo angstig, en zo moedeloos. En tegelijkertijd dat ik de mooiste landschappen zou zien, zou weten wanneer ik op moest geven, en dingen zou doen die ik nooit had kunnen bedenken.

Ik begin bij het begin.

Familiedrama

Ik heb 700 mijl gelopen in de woestijn, wat fantastich was. Maar de High Sierras, dat was anders, hoorde ik. Dat was echt prachtig. Van de hele PCT wilde ik het liefst, het meest dit 300 mijl lange deel lopen.

Dus toen we Kennedy Meadows verlieten was ik dolgelukkig. Mijn rugzak was topzwaar want het had 7 dagen aan eten in een bear canister, een soort van enorme plastic pot. Om ervoor te zorgen dat beren je eten ’s nachts niet opeten. Dit is een zeer onhandige vorm in mijn toch-niet-gigantische rugzak, maar met veel geprop pasten al mijn spullen er net in.

Om van de woestijn in de bergen te komen moet je vooral…omhoog. Daar was ik gelukkig inmiddels best goed in, en Chef had er ook zin in. Chandra was echter nog herstellende van haar ziekte en vindt bergop gaan vreselijk. En ze had nieuwe schoenen waar ze blaren van kreeg. Het ging best goed, de eerste dag deden we 16 mijl en kampeerden we bovenop een berg. We hadden de sneeuw gevonden.

Toch waren we vreselijk moe, omdat tegen de tijd dat we bij die sneeuw aankwamen, de sneeuw al zacht geworden was van de zon die dag. En je er doorheen zakt. Dit heet postholing, en is erg vermoeiend omdat je de hele tijd denkt dat je ergens op staat, maar plotseling zak je enkel diep, knie diep, of, als je pech hebt, heupdiep weg. De diepste postholes zijn het gevaarlijkst, omdat dat vaak gaten zijn naast een rots of boomstronk waar je je aan kunt bezeren. Soms kun je voorspellen waar die postholes ontstaan, omdat je een klein stukje rots boven de sneeuw uit ziet steken. Maar vaak zie je niks, en daarom kan het best gevaarlijk zijn om te blijven lopen in de middag, als de sneeuw steeds zachter en zachter wordt.Het gevolg van een mooie posthole

De tweede dag besloten we daarom om vroeg te vertrekken en ging de wekker om 4 uur. Het was leuk om samen te wandelen en het landschap was meteen anders. Veel minder struikjes en plantjes, veel meer rotsen en naaldbomen.

Maar in de “familie” ontstonden problemen. Chef had erop gerekend dat we snel waren, en dat was niet het geval. Vaak liet hij blijken dat hij ons langzaam vond, waar Chandra dan weer boos over werd. Ik zat tussen deze twee in als een soort van mediator en ik vind het vreselijk irritant. Dus hoewel Chandra en ik de tweede dag (met moeite) 16 mijl liepen, had Chef zijn tentje al uren geleden opgezet. Hij sliep al bijna toen we aankwamen. We hadden een serieus gesprek over verwachtingen wat we eigenlijk vooraf hadden moeten hebben. Chandra en ik wilden door de sneeuw 10, 12 mijl per dag lopen en vroeg opstaan. Chef wilde 15-20 mijl per dag lopen en om 7 uur beginnen. Chef had 6 dagen aan eten meegenomen, wij 7. U mm…en wij gaan samen lopen?

De volgende dag, dag drie, kwamen we langs een afslag die naar het stadje Lone Pine ging. Chandra en ik besloten dat het beter zou zijn voor Chef (en voor ons) als hij alleen verder zou gaan en een sneller groepje hikers zou vinden. Vreselijk, want we zouden samen de Sierras doen. Maar met verwachtingen zo verschillend krijg je alleen irritaties. Dus we gaven Chef uit onze voedselvooraad extra te eten (want 6 dagen, inclusief een extra dag voor het beklimmen van Whitney, is veel te krap ingeschat) en zwaaiden hem uit. Wij gingen 5 mijl wandelen en een uurtje liften naar Lone Pine om meer eten te halen.

Dat was het einde van onze mini reünie.

Zes koekjes en een zak chips

In Lone pine liepen we de outdoor winkel binnen, waar in de tuin een hangplek is voor hikers, en daar vonden we…Crush! In Casa de Luna heb ik hele dagen met hem gitaar gespeeld, en hij is een vrolijke, vreselijk lieve jongen. Twee weken was hij uit de running omdat zijn voeten zoveel blaren hadden dat ze wel op rauw gehakt leken. Maar die dag ging hij er weer opuit. Wij wilden die middag ook terug de bergen in, dus we spraken af om samen te liften. Dus Chandra en ik aten gauw en deden wat inkopen. Ik kocht 6 havermout koeken van de bakkerij en een grote zak Doritos, en dacht dat dit genoeg zou zijn om mijn voorraad aan te vullen. Later zou ik mezelf wel voor mijn kop kunnen slaan. Ik had de kans om meer eten te kopen en ik kocht zes koekjes en een zak chips?

De eerste nacht sliepen we in deze schattige hut die we vonden. We klommen de sochtends vroeg trail weer op, of wat we van de trail konden vinden. Het was zodanig onder de sneeuw bedolven dat we op het laatst recht omhoog moesten klimmen over de rotsen.

Hier begon het echte werk. Vol verwondering liep ik in de brandende zon door de sneeuwvelden en we staken over het ijs het meer over. Ik was erg blij met mijn zelfgemaakte oogkleppen, gemaakt van een zak chips, want de zon was oogverblindend. 

Het ging langzamer dan verwacht, en na een paar uur was de sneeuw een mijnenveld aan postholes. Het was heel vermoeiend om te lopen en het was al twee uur ’s middags, en de sneeuw werd steeds zachter. Plotseling postholede Chandra tot haar heup naast een (onzichtbare) rots en ze kon er zelf niet meer uit komen. Crush en ik konden ook niet dichterbij komen want overal onder de sneeuw zaten gevaarlijke rotsen met potentiële postholes. Ik legde mijn tas neer en schuifelde heel voorzichtig naar haar toe. Toen ik haar eruit probeerde te trekken schreeuwde ze van de pijn. Haar voet zat vast achter een rots. Uiteindelijk moest ik haar voet uitgraven en kwam ze er uit. Ze had haar knie ernstig verdraaid en gelukkig was er voldoende sneeuw om het te koelen, maar erna durfte Chandra nauwelijks meer verder te lopen en liep ze direct in Chrush zijn voetsporen, want ik ben lichter dus zijn mijn voetstappen geen goede graadmeter voor haar. We besloten om de volgende dag eerder te vertrekken als de sneeuw nog hard is, en om na 12 uur ’s middags al een slaapplaats te zoeken. 

De man met de magische voeten 

De volgende ochtend stonden we om twee uur ’s nachts op om te kunnen wandelen op de harde sneeuw. Het was heerlijk om eindelijk niet weg te zakken bij elke stap. Het enige probleem is dat de trail niet te vinden is, en dat de voetstappen alle kanten op gingen. Welk pad is het juiste?
We keken op onze GPS (Guthook), en er ging één paar voetsporen de juiste kant op. Tientallen voetsporen gingen ergens anders heen. We besloten de eenling te volgen. En hoewel hij de enige was bleef hij altijd precies op de trail. Een uur lang volgden we zijn sporen in de sneeuw en het ging erg vlot. Er was echter een probleempje: zijn voetsporen waren nogal diep in de sneeuw, wat betekent dat hij de vorige dag laat aan het lopen was. We grapten dat we zijn tent tegen zouden komen in het donker toen we plotseling een lichtje zagen. Een man in een slaapzak naast de trail, geschrokken van het geluid dat we maakten. We groetten elkaar en liepen verder, alleen…de voetsporen waren weg! We hadden de man gevonden! We bedankten hem hartelijk en gingen weer op weg. Binnen no time waren we het pad kwijt en liepen we gewoon ongeveer in de juiste richting de ochtend tegemoet. 

Kleine stroompjes worden groot  

Toen de zon net op kwam kwamen we bij een “seasonal stream”, zo’n stroompje wat in normale jaren net genoeg water heeft om je fles mee te vullen. En het was…een rivier. Gelukkig was er een boom omgevallen en konden we gemakkelijk oversteken want er waren watervallen en stroomversnellingen die ik liever niet over wilde steken met mijn rugzak. Dit was gelukkig gemakkelijk. Maar ik keek op de kaart en zag nog veel meer van zulke stroompjes en ook een creek en zelfs een rivier in de Sierras. Als een stroompje een rivier is door het smeltwater, hoe ziet een rivier er dan uit?
Seasonal stream…het is duidelijk het goede seizoen
Daarna was het bergop en Crush rende vooruit. Chandra en ik ploeterden de berg op en kwamen in een prachtig landschap terecht van…niks dan sneeuw en bergen. Helaas begon het al warm te worden en de sneeuw werd steeds verraderlijker. We zouden lopen tot de basecamp van Mount Whitney, dus we moesten nog even. Uiteindelijk kwamen we om 1 uur ’s middags aan bij een steile helling vol rotsen en sneeuw. We moesten naar beneden. De veiligste manier was…glijden! Ook de leukste manier.
We moesten nog een kniediep meertje oversteken waarvan Chandra het water erg koud vond. Ik vond het heerlijk en ging nog even kort zwemmen voor we verder liepen, nog twee mijl tot de basecamp. 

To Mount Whitney or not to Mount Whitney

He he, we waren er. Aan de voet van de hoogste berg van Amerika (uitgezonderd Alaska en Hawaï). De volgende dag gingen we hem beklimmen, 8 mijl omhoog en 8 mijl omlaag. Er waren een boel tenten van mensen die die dag de berg beklommen hadden, en enkelen die de volgende dag omhoog gingen. Ik raakte aan de praat met een aantal mensen die de berg beklommen hadden, twee jonge mannen die erg snel konden klimmen. “It was the most terrifying thing I’ve ever done in my life, but it was worth it” zeiden ze. Het kwam erop neer dat het pad bedolven was in sneeuw, en je recht omhoog moest klimmen op een ijsberg. Dit is echter alleen mogelijk als je om 12 uur ’s nachts vertrekt. Als je de top bereikt is het hopelijk net zonsopgang en dan moet je snel weer naar beneden voor de ijshellingen die je net op bent geklommen in slush veranderen. 
Chandra besloot meteen om niet te gaan. Met haar bezeerde knie was het moeilijk voor haar om bergop te gaan. Ik mocht gaan, met Crush, en ze zou op me wachten in de basecamp. 
En ik? De angst sloeg me om het hart, om eerlijk te zijn. Zou ik, die net geleerd heeft om met een ice axe om te gaan, deze berg beklimmen? Crush en zijn vriend Rocket Man leken zeker van hun zaak. “Oh man, if I die, at least I will have had fun” zei Crush nonchalant. Rocket Man had niet eens schoenen, alleen sandalen met neoprene sokken waar hij zijn microspikes omheen bond. Hij noemde deze combo liefkozend “mounteneering sandals”. Ben ik gek om bang te zijn, of zijn zij gek omdat ze niet bang zijn?
Ik pakte al mijn spullen in om de volgende ochtend vroeg te kunnen vertrekken. Terwijl ik water filterde bij de razende rivier (“stroompje”) barstte ik in huilen uit. Let wel, ik was ook ongesteld, maar ik dacht alleen maar: wat als ik dood ga? Dat zou Theo en al mijn vrienden en familie zo veel pijn doen. Is dit het waard? Hoe graag wil ik een “most terrifying experience of my life” ervaren? Toen ik uitgehuild was wist ik het: geef mijn portie maar aan fikkie. Bovendien had ik te weinig eten meegenomen om iedere dag voldoende te hebben, dus als we de volgende dag vertrokken zou dat een veel vollere maag betekenen. Win-win. Niet dood, en een vollere maag 😉
De opluchting die ik voelde toen ik besloot dat ik dit niet durfde was enorm. Chandra en ik zouden de volgende ochtend om twee uur vertrekken. 
Ik sliep slecht. Hoewel ik had besloten om niet te gaan, zat de stress van het idee dat ik wél zou gaan nog in mijn lichaam. Ik hoorde de mensen om 12 uur stommelend vertrekken en toen om twee uur de wekker ging had ik het gevoel dat ik net in slaap was gevallen. 
Ik maakte Chandra wakker. Chandra schudde van nee. Ze wilde niet zo vroeg opstaan. Maar, zei ik, het moet, want de enige tijd dat wij goed kunnen wandelen is tussen nu en zonsopgang. Ik trok mijn kleren aan en Chandra bleef liggen. Na verloop van tijd had ik door dat ze huilde. Ze was moe, de sneeuw was vreselijk, de rivieren waren koud, haar knie deed pijn en ze wilde graag weg. Misschien konden we via de Whitney Portal eruit lopen? De Whitney Portal is halverwege Mount Whitney, en dan kun je er de andere kant vanaf lopen. Maar dat is net zo gevaarlijk als Mount Whitney beklimmen. Misschien, vroeg ze, kunnen we hier een rustdagje hebben? 
Ik vond dat een uitstekend idee, hoewel het mijn voedselprobleem niet op zou lossen. Dus we vielen weer in slaap en sliepen eindelijk een keertje uit. 
De hele dag keken we naar de wolken en lagen we heerlijk in onze slaapzakken in de schaduw. Rond het middaguur kwamen de bergbeklimmers terug. Crush en rocket man waren moe maar voldaan, en ze vinden het zoals verwacht prachtig. Maar ze kwamen ook terug met verhalen van vreselijk enge ijshellingen en legitiem gevaarlijke situaties. Er waren nog twee Franse jongens die omhoog waren gegaan die ochtend, maar iets eerder. Halverwege de berg kwamen Crush en Rocket Man ze tegen, terwijl ze vastzaten op een richel van ijs. Ze hadden geen crampons, alleen microspikes, dus ze konden geen voetstappen in het ijs trappen. Rocket man hielp hen door met zijn “mounteneering sandals” een weg te banen. Een held. Op neoprene sokken in sandalen. 
Tijdens de afdaling hoorden ze een ijzingwekkende schreeuw. Een van de Franse jongens, Mummie genaamd, was uitgegleden en gleed de berg af. Hij probeerde zichzelf te stoppen met zijn ice axe maar hij gleed van het ijs naar de rotsen waar hij zijn ice axe verloor. Na 30 meter glijden over de rotsen kwam hij gelukkig tot stilstand. Hij was bijna beneden en hoefde gelukkig niet ver meer te lopen. We zagen zijn benen en zijn rechterbeen leek wel een pizza: zijn hele onderbeen en dij was een grote schaafwond, rood van binnen met zijn witte huid eromheen. Auw. Ik was blij dat ik niet gegaan was. Rocket Man (de held) had Mummies ice axe gered. 
Nog blijer dat ik niet gegaan was was ik in de komende paar dagen, toen ik de verhalen hoorde van de groepen die de dag erna omhoog gingen. Midden in de nacht, op de helling, kwam plotseling een rots naar beneden. Een rots zo groot als een grote auto. Er waren drie groepen op de berg, en de eerste groep zag de rots voorbij denderen. In het donker zagen ze lichtjes rondom de rots. Zij dachten dat het een hoofdlamp was, van de groep onder hen. Een kort moment dachten ze dat ze iemand hadden zien sterven. Ze riepen naast beneden en iedereen was okee. Het bleken vonken in de nacht, van de rots op de stenen. De rots landde 10 meter van de tweede groep. Ze huilden van schrik en opluchting. Ze waren echter te ver op de ijshelling en het was niet veilig om in het donker om te keren. Dus ze gingen verder, naar de top. De derde groep was dicht genoeg bij het begin en ging terug. Pfiew. 

Verslagen door rivieren

Uitgerust en zonder bijna dood ervaringen gingen we verder. We moesten de volgende dag twee seasonal streams oversteken en één creek. Er waren nog meer stroompjes maar we konden makkelijk over sneeuwbruggen lopen dus hoefden het water niet in. 
De eerste was slechts kniediep en het water stroomde niet hard. Een jongen kwam ons tegemoet. Hij was in de rivier erna gevallen en besloot toen terug te gaan, want de rivieren zouden alleen maar erger worden. Ik slikte. Was het echt zo erg? Ik wilde het met mijn eigen ogen zien. Wij gingen verder.
Het volgende stroompje was inderdaad een stuk moeilijker. Waar de trail er doorheen liep was een snelle stroom vol wild water waarvan je de bodem niet kon zien, maar je wist dat het ongeveer knie tot heupdiep was. We liepen stroomopwaarts tot de stroomversnellingen niet zo erg waren en we er doorheen konden waden. Het was ongeveer heupdiep en het stroomde zo snel dat het moeilijk was om rechtop te staan. Ik werd bijna meegenomen door de stroming maar kwam toch vrolijk naar de overkant. Toch dacht ik, pff, als dit het begin is, wat staat ons dan te wachten?
Dit stroompje was al best uitdagend
En daar kwamen we achter. Tyndall creek was…een wildwater rivier. Een brede ook. We liepen stroomopwaarts om een plek te vinden waar we de bodem konden zien. Maar de enige plek die we vonden was eerst ondiep en dan diep. En mocht je meegesleept worden door het water, was direct stroomafwaarts een enorme stroomversnelling met veel uitstekende rotsen. Op een uitstekende rots aan de waterkant gingen we zitten om te bedenken wat we nu gingen doen. We hadden de hele dag gelopen om hier te komen, en we zouden direct aan de andere kant gaan kamperen. Maar hier durfde ik niet overheen. Nu was het mijn beurt om te huilen. Moesten we nu drie dagen teruglopen? 
Tyndall “creek”
We besloten terug te gaan, misschien toch uit de Whitney Portal. Maar eerst zetten we onze tent op in de sneeuw vlakbij de rivier. Misschien zou het water ’s ochtends minder hoog zijn en dus minder gevaarlijk. Wie weet. Die nacht kon ik weer nauwelijks slapen omdat ik me zo verslagen voelde. Verslagen door een rivier. Uitgeput viel ik uiteindelijk in slaap, en mijn dromen zaten vol rivieren waar ik door meegesleept werd met gevaarlijke rotsen om mijn hoofd tegen te stoten. 

Gered

Om vier uur stond ik op om te plassen, en om te kijken of de rivier minder heftig was. Het waterpeil was hoger, niet lager. Het dooide ’s nachts gewoon door. In de ochtendschemer kwam ik vier hikers tegen die op een sneeuwloze plek aan de rivier gekampeerd hadden. Ze vertelden dat er de afgelopen nacht rangers langskwamen op ski’s en dat die vertelden dat er nog sneeuwbruggen intact waren, slechts een mijl noordwaarts. 
Ik rende snel terug naar de tent. “Chandra! We moeten nu gaan nu de sneeuw nog hard is!” Zelden waren we zo snel op pad. 
En inderdaad. Onze redding, sneeuwbruggen over een razende rivier. Ik was zó blij dat we niet terug hoefden te lopen. Nu was het slechts drie mijl tot Forrester pass, de hoogste pas op de PCT. We kwamen een man tegen (Uphill) en we liepen een beetje samen, maar toen we bij het begin van de pass aankwamen was het half 10 ’s ochtends en begon de sneeuw al zacht te worden. Uphill was al halverwege. Aangezien er een super steile oversteek was op de sneeuw besloten Chandra en ik dat het veiliger was om te wachten tot de volgende ochtend, we hadden geen zin om onnodige risico’s te nemen.
Dus zetten we onze tent op op de mooiste plek ooit, onderaan Forrester pass. Omringd door bergen, naast een bevroren meer. We keken een uur naar Uphill terwijl hij omhoog ploeterde op de steile helling, een klein miertje op al dat wit en op de rotsen. Ik verbrandde mijn gezicht nogal omdat de sneeuw de felle zon aan alle kanten reflecteerde. Uiteindelijk besloot ik maar in de tent te gaan liggen, ook al was het pas net 11 uur. De zon was te fel om zonder zonnebril te kunnen kijken, en ik had de binnenkant van mijn neus verbrand. Uiteindelijk kwam er een jongen aangelopen, Cutie with the Booty genaamd. Hij wilde omhoog, maar was die dag ervoor op Whitney toen de auto-rots naar beneden kwam en besloot dat hij voldoende risico’s had genomen de laatste paar dagen: zijn moeder zou dit niet okee vinden. Dus hij bleef ook. 
Een klein miertje
Zo kampeerden wij met zijn drieën op de mooiste plek op aarde. Alles was wit en alles was mooi. Aan het eind van de middag kwamen er echter dreigende wolken. Niets leukers dan onweer op een plek waar lawines kunnen vallen. Maar wij zaten ver genoeg weg van de rotswanden dus we waren veilig. Wel hagelde, waaide en donderde het en, en heel in de verte meende Chandra dat ze een lawine hoorde. 

Een koekje op Forrester pass

Om vier uur stonden we op, omdat we Forrester niet in het pikkedonker wilden doen. Maar waar was Cutie? Zijn tent was nergens te bekennen. Ik riep hem. Waar zijn tent de nacht ervoor stond bewoog een hoopje mens. Het bleek dat zijn tent was omgewaaid in de wind van de nacht ervoor. Hij had zichzelf in zijn tent gewikkeld en was verder gaan slapen. Hij had prima geslapen zei hij. Wat een man. Ik was blij dat onze tent en vierseizoenstent was die rechtop bleef in een beetje storm.
In de vroege ochtend was al een groep ons voor bijgekomen en ze beklommen de laatste mijl omhoog. Wij gingen er vrolijk achteraan.
Ik was erg nerveus en kon slechts een halve havermout-chololadekoek naar binnen werken, wat ik wegspoelde met water met stukjes ijs.
Daar gingen we dan, ice axe in de hand, omhoog. Ik rende bijna, zoveel energie had ik van de zenuwen. En weet je wat? Het was helemaal niet eng.
Het was prachtig.

Terwijl ik de bergwand opklom, de ijzige voetsporen van mijn voorgangers volgend, had ik geen angst meer. Ik zag de volle maan boven dit spookachtig mooie landschap en de zon kwam langzaam op boven de bergen. Nu waren de mensen beneden in het dal de mieren, en liepen wij al zig zaggend omhoog. Het “gevaarlijke” stuk over de sneeuw, vlakbij de top, bleek een makkie. Ik had geen hoogtevrees, kon me met mijn ice axe goed vasthouden en genoot. Chandra vond het allemaal veel enger en kon geen eens foto’s van me maken (ze kon het niet aanzien), dat deed Cutie. We bereikten gemakkelijk de top, en het uitzicht van allebei de kanten was een eindeloos sneeuwlandschap. Adembenemend. Ik at mijn hele koekje op.

Eindelijk vrij

De rest van de dag gingen we bergaf. Het was nog zo vroeg in de ochtend dat de sneeuw net ijs was, dus de glijbanen waren een beetje gevaarlijker dan normaal. Hier kwam ik achter toen ik er vrolijk eentje probeerde en ik mijn ice axe niet kon gebruiken om te remmen. Dan ben je ineens snel beneden. 
We renden bijna naar beneden. Alle wanhoop die we hadden gevoeld de afgelopen paar dagen, van Whitney, van de enge rivier, van het weinige eten dat ik met mijn stomme hoofd mee had, viel weg.
We kwamen nog een rivier tegen die we gemakkelijk op een boomstam over konden steken, en nog een rivier waar we gemakkelijk doorheen konden (we zochten een boomstam maar kwamen er achter dat de rivier eindige in een waterval dus besloten toch maar te waden in het ondiepe deel). De zon scheen, maar het was bewolkt dus we postholeden nauwelijks. Wel liepen we door een gebied waar de dag ervoor (of de week ervoor) duidelijk meerdere lawines gevallen waren. Veilig was het niet, maar het rook heerlijk.
Echt de beste dag ooit. En we waren bijna eruit! Bij de Bullfrog trail, die ons de wildernis uit zou leiden, namen we afscheid van Cutie. Hij ging nog verder. 
En wij? Wij sliepen nog een laatste nacht aan een bevroren meer (en ik brandde per ongeluk een gat in Chandra’s nieuwe tent, duur foutje van mijn kant) klommen in de ochtend over Kearsage pass, en gleden naar beneden in de zachte sneeuw. We konden alleen maar lachen en ik at mijn laatste eten op (een beetje gedroogd fruit). Toen we bij de parkeerplaats aankwamen kregen we meteen een lift naar Bishop, waar we in het toffe Hostel California overnachtten. 

Hoe nu verder 

De vraag die me de afgelopen week vaak teisterde was: hoeveel risico wil ik nemen? Ik wil graag de Sierra doen, maar de komende maand worden de rivieren alleen maar erger door de smeltende sneeuw. En hoewel ik met de sneeuw kan leven, vind ik de snel stromende rivieren echt te eng. Ik vind het risico dat me iets overkomt te groot. Dus we gaan de Sierra overslaan. Met pijn in mijn hart, want ik wil het wel graag. Maar ik hoef alleen maar te denken aan Tyndall creek en wat ik had moeten doen als er geen sneeuwbruggen meer waren, en ik weet dat het een wijze beslissing voor mij is. Dus nu ben ik even op vakantie van mijn vakantie, een paar dagen wakeboarden met vrienden van Chandra, en erna flippen Chandra en ik naar het noorden. De Sierra? Die zal ik of in augustus moeten doen, of ik moet er een andere keer voor terugkomen. Helaas pindakaas. Maar het was me het avontuurtje wel. 

Mijl 652-702: Waarom het deksel van de WC altijd open moet blijven

Yes. Een weekje vrij, en we gaan op roadtrip! Met dit in gedachten gingen we naar Campbell om de truck van Chandra op te halen.

Voordat we vertrokken ging ik eerst bij Kris op bezoek in Oakland. Ik ken hem nog van mijn studententijd in Santa Cruz. We gingen met zijn ouderwetse motor naar het meer om te picknicken. Heel fijn om hem weer te zien.

Toen we op het punt stonden om terug te gaan, werd ik overvallen door een golf van misselijkheid. We wachtten even en gingen toch met zijn motor op weg naar zijn huis, terwijl ik de helm ophad met het grootste gat zodat ik niet in de helm zelf zou overgeven mocht dat gebeuren.

Dat gebeurde niet. We kwamen bij zijn huis aan, en opgelucht deed ik de helm af. Toch voelde het niet goed. Toen ik binnenkwam werd de misselijkheid zo intens dat ik naar de badkamer rende. Er was geen tijd te verliezen.

Te laat. Het deksel van de WC-bril was dicht, en precies die seconde die ik nodig had om het deksel te openen had ik niet. Om het nog erger te maken had ik mijn hand voor mijn mond om te voorkomen dat ik te vroeg zou overgeven. Ik kan je vertellen: een hand houdt niks tegen, het zorgt er vooral voor dat alles wat er toch uit zou komen mooi verspreid wordt. Over de vloer, de muren, en een beetje over de WC.

Ik had het virus (of wat het dan ook was) opgelopen dat vele hikers om me heen al teisterde: ik noem het de hikerpest.

Dag Kris, het was leuk je weer te zien, sorry dat ik je hele badkamer ondergekotst heb. Gelukkig was het niet in je helm.

De hikerpest

De vier dagen erna kon ik nauwelijks eten en lag ik ongelukkig in bed terwijl ik door de hikerpest geveld was. Gelukkig konden we bij de vader van Chandra terecht op de uitklapbank. En Chandra? Die had een spier verrekt in haar nek waardoor ze haar hoofd niet kon bewegen. Een stelletje ongelukkige mensen op de bank, en na een paar dagen kon ik geen Netflix meer zien. Badkamer bed, badkamer bed.

Het was de eerste keer sinds de eerste week dat ik gewoon thuis wilde zijn. De heimwee was overweldigend.

Het enige goede is dat Chandra’s kleine hondje Bentley er was om ons gezelschap te houden. Bentley houdt ervan om te knuffelen, en laat ik daar toevallig heel erg goed in zijn.

Toch op roadtrip

Toen we allebei eindelijk beter waren vonden we dat we een roadtrip verdienden, dus gingen we toch op pad: van hot spring naar hot spring was ons plan. Bentley ging mee.

Eerst in Big Sur, een hot spring aan een klif aan de oceaan, Esalen genaamd. Alleen toegankelijk tussen 1-3 uur ’s ochtends, want de rest van de tijd is het een resort. Echt heel chique en prachtig.

Vervolgens gingen we weer terug naar walker pass om wat trail magic te doen. Alleen was er al iemand die eten uitdeelde aan de hikers dus probeerde we met Chandras enorme truck (in Nederland zeker een asobak genoemd) de hikers verder langs de trail te bereiken. Het was 20 mijl off roading en het leek alsof we het zouden halen, maar vier mijl van de trail kwamen we vast te zitten en liep Tucker, Chandra’s truck, zijn eerste deuk op. Toch maar niet dus, dus aten we de burgers, bedoeld voor de hikers, zelf maar op.

Er gebeurde nog veel meer maar ik heb geen zin om het uit te leggen, maar hier zijn wat foto’s.

De volgende en mooiste hot spring waar we naartoe gingen was in Mammoth. Dit is een hot spring opgewarmd door lava…en die moet je echt laten afkoelen anders kan je er niet in. Maar het uitzicht was fantastisch.

Wist je dat je heel goed kunt verbranden als het bewolkt is? Ik niet.

Nu wel.

Dit is de “bron” van de hot spring. Soms valt er iemand in die de waarschuwingen negeert, en diegene eindigt als bouillonsoep, want het water is zó heet dat het niet eens meer kookt. Zie je hoe blauw het is? Dat is omdat er in dit water geen enkel organisme kan leven.

Goodbye forever

Eindelijk zouden we weer op weg gaan. Terug naar Campbell om de auto af te leveren kreeg Chandra de hikerpest. Heerlijk zeven uur rijden terwijl je je verschrikkelijk voelt.

Weer Netflix. Weer niks. Alleen was ik nu niet ziek. Ik was rusteloos, en ongelukkig, en ik wilde geen Netflix meer. Dus ik wandelde een beetje rond de buurt om mijn wandelkriebels te bedwingen.

1 dag, twee dagen, drie, vier. Chandra werd helemaal niet beter, verloor zes kilo en voelde zich verschrikkelijk. Iedere dag hoopten we dat ze zich de volgende dag beter zou voelen en dat was niet zo. En iedere dag voelde ik me meer en meer gevangen, want ik wilde gaan. Chandra en ik begonnen te vermoeden dat het nog wel eens heel lang zou kunnen duren voor ze beter zou zijn.

Op dag vijf van geen verbetering wilde ik gaan. Omdat Chandra niet zeker wist of ze me ooit weer zou zien, bracht ze me maar de trail. De hele weg lang speelde de radio verdrietige countryliedjes en de lucht deed ook zijn best om het afscheid zo dramatisch mogelijk te maken.

Daar stond ik dan. Helemaal alleen op Walker Pass, met mijn tentje in het donker. Ik gaf Chandra een knuffel, en ik huilde. “See you soon”, zei ik. “Goodbye forever” antwoordde Chandra.

Zo verdomd alleen

De volgende ochtend stond ik om half zeven op om te gaan wandelen. Ik moest en zou nieuwe mensen ontmoeten om mee te wandelen.

Ik beklom de eerste berg. De temperatuur was okee, de wolken enigszins bedreigend, en het wandelen was fijn. Ik voelde dat het me goed deed om te bewegen, om niet meer opgesloten te zitten. En hoewel ik dacht dat ik vrijheid zou voelen omdat ik eindelijk op pad was, omdat ik zelf kon bepalen hoe ver ik zou wandelen en met wie ik zou praten, voelde ik me alleen maar rot.

Alle mensen die langsliepen wilde ik niet. Die mensen waren stom. Ik wilde niet sociaal zijn. Ik wilde mijn beste vriendin terug. Het was stom om alleen te zijn.

Een voet voor de andere, een voet voor de andere.

Na vijf mijl had ik bereik, en belde ik Chandra om te kijken of ze zich al wat beter voelde.

“Guess what? I’m coming to the trail today”

En ik? Ik liep weer terug naar Walker pass, om haar te ontvangen.

Langzaam maar zeker komen we vooruit

Zelden was ik zo blij om iemand weer terug te zien. Motorbug bracht haar naar de trail, en ik schaamde me omdat Chandra in de afgelopen twee dagen 1000 mijl heeft gereden, alleen maar omdat ik dacht dat ze niet meer op tijd beter zou worden en ik geen seconde meer in Campbell wilde blijven.

Chandra bracht haar nieuwe tent mee, een vierseizoenstent die we samen zouden delen. Hij was enorm, en ik gaf mijn tent weer aan Motorbug mee, en zong een paar liedjes voor hem op de gitaar als bedankje.

De volgende dag gingen we op pad. Was Chandra echt beter? Nee. Ze miste mij ook, en zag er net als ik tegenop om volledig opnieuw te beginnen met het ontmoeten van nieuwe mensen, helemaal alleen.

De eerste twee dagen ging het daardoor heel langzaam. Tien mijl per dag, terwijl Chandra zich zo zwak voelde dat we ons afvroegen of het wel een goed idee was en ik me schuldig voelde omdat ik haar te vroeg weer het pad op had “gedwongen”. Tegelijkertijd was ik blij, want samen is leuker dan alleen. En hoewel ik Chandra soms echt best irritant vind en verlang om alleen te zijn, weet ik nu dat ik me liever aan haar irriteer dan dat ik alleen wandel.

Er was echter een probleempje: in september ga ik in Groningen studeren en ik had een hospiteer-videogesprek gepland op donderdagmiddag, 12 uur. Dus we moesten verder, op weg naar internet, maar als Chandra zich niet beter zou voelen zou ik het niet halen. Er zijn belangrijkere dingen in het leven natuurlijk, maar toch, ik wil ook graag een kamer.

Dag drie voelde Chandra zich wonderbaarlijk genoeg een stuk beter, en deden we 21 mijl. Door de zon, regen, en hagel (met onweer-verdomde bergen).

We waren moe, en vies, maar gestaag kwamen we dichterbij Kennedy Meadows. De wandeling was prachtig.

Salie tegen de vreselijk vervelende vliegjes.

En om kwart voor 12 kwamen we in Kennedy Meadows aan. De enige plek met bruikbaar internet was Grumpy Bear, en het hospiteren ging onhandig (want de helft van de tijd kon ik ze niet verstaan) maar ik heb -zoals altijd- goede hoop.

We’re getting the band back together!

Kennedy Meadows is fantastisch. We kamperen in de caravan van trail angel Tom, en de hele dag eten we heerlijk gefrutuurde hapjes. Bij Grumpy bear mogen we douchen voor 3 dollar en gratis de was doen, en de hele dag kunnen we ons verbazen over de kinderen die hier als bijbaantje (of voor de lol, het is immers zomervakantie) werken. Het is net alsof er een stuk of vijf Oempa Loempa’s de hele tijd alle glazen ophalen, het toiletpapier bijvullen, of de aardappels schillen.

En raad eens wie er aankwam om ons team te versterken?

Het is Chef! Terug van weggeweest. Hij wilde flippen naar het noorden, ging in plaats daarvan op roadtrip, gaf 1000 dollar uit aan bier, en nu is hij hier, bij ons! We missen alleen Bomber nog en dan hebben we onze hele band weer bij elkaar.

Zoveel blijheid! Onze tassen zijn gevuld met Bear canisters en ice axes en zijn super zwaar, maar we hebben er zin in! Tot snel 🙂

Mijl 567-651: Dag woeste woestijn

De woestijn is voorbij. Of althans, bijna, maar laat ik voor het gemak maar zeggen dat hij voorbij is. Het duurde 52 dagen om dit gedeelte van de Pct te lopen. Dag zonneschijn en droogte, hallo bergen en sneeuw.

En ik moet zeggen dat ik verrast ben door de schoonheid en de veelzijdigheid van de woestijn. Ik verwachtte dat ik iedere dag wild zwetend en uitgedroogd mijn tentje in zou kruipen. Dat de woestijn plat zou zijn, met alleen cactussen en vetplanten. Dat het pad zou bestaan uit los zand dat tussen mijn tenen zou kruipen. Niets bleek minder waar (afgezien van dat zand tussen mijn tenen, dat was er inderdaad).

Ik had geluk, de afgelopen winter was heel nat, waardoor de bloemen bloeiden alsof de duivel ze op de hielen zat, de superbloom genaamd. Ik denk dat de helft van mijn telefoon vol staat met foto’s van bloemen. In deze blogpost deel ik al die pracht van de woestijn met jullie.

Soms was het landschap verbrand en stonden de treurige bomen te wachten tot ze omgeblazen zouden worden door de wind of om zouden vallen van ellende. Maar zelfs de treurigheid heeft zijn charme.

De zon kwam op en ging onder. De wolken vlogen in en waaiden weg. Soms regende het, vaak scheen de zon, of allebei.

En mijn benen droegen me, iedere dag weer. Het was niet eens moeilijk, iedereen kan het. Mijn voeten deden alleen aan het begin van de dag en het einde van de dag pijn, na 17 mijl begonnen ze meestal te mopperen. In de 650 mijl slechts 1 blaar, van mijn nieuwe schoenen. Het enige wat ik je echt kan afraden is ongesteld zijn in de woestijn als er weinig water is. Probeer jezelf maar eens volledig schoon te krijgen met natte doekjes. De ongestelde dagen waren mijn enige echt chagrijnige dagen. Mijn knieën deden iedere dag een beetje zeer, maar ze lopen nog steeds. Alleen als ik hurk om te plassen moet ik inmiddels mijn enkels vasthouden met mijn handen, anders val ik om.

Aantal keer dat ik plat op mijn gezicht viel:2. De ene keer omdat ik over mijn eigen voeten struikelde, en de andere keer omdat ik aan het WhatsAppen was en niet keek naar de grote steen die op het pad lag. Keep your eyes on the road. Aantal keer gehuild: veel, vooral ’s avonds als ik moe was en het donker werd en we nog vijf mijl verder moesten. En in het begin, door de heimwee en het waar ben ik in hemelsnaam aan begonnen- gevoel. Gelukkig was dat al na een paar dagen voorbij.

Nog een pluspunt van een slechte winter: omdat het zoveel geregend had (en nog steeds regent) viel het wel mee met de waterschaarste. Vaak was er tussen de 10-15 mijl wel een stroompje, bron, of water cache. De langste afstand zonder water was zo’n 20 mijl, toen droeg ik 7 liter water mee omdat ik een zeer dorstig persoon ben. Ik had alles op toen ik aankwam bij de bron.

Het was ook helemaal niet zo vreselijk warm als verwacht. Ik denk dat ik maar 10 echt hete dagen heb gehad, en dat was relatief, want ik denk dat het maar een graadje of 25 was. Normaliter kan het in de woestijn veel heter worden. En als het zo heet is? Dan sta je toch gewoon om 3 uur op? Het is wonderlijk hoe vroeg je op kunt staan als het alternatief wandelen in de hete zon is.

Maar dit alles is een kleine prijs om te betalen als er om elke bocht weer een prachtig landschap ligt. Een landschap dat iedere dag weer anders is, en ieder moment van de dag anders aanvoelt. ’s nachts bij volle maan, of overdag in de zon, of zelfs maar een uurtje later kun jij in de hagel lopen terwijl je voorganger slechts in een licht regenbuitje liep. Het pad is voor niemand hetzelfde.

Maar wat de woestijn voor mij zo leuk maakte was mijn Trail family. Chandra natuurlijk, maar er waren veel meer mensen die je telkens weer tegenkwam en waar je samen mee kon kamperen, een verhaaltje voorlezen uit een boek, of gewoon handje drukken op de parkeerplaats van de Walmart. Wat namen: “Handjob” Bomber, Chef Toots, Airborne, Jukebox, Double double, the Potato Brothers, S.O.S, Chaps, Maple Gonzales, Dropbear, Hot Boy, the Fountain, en nog veel meer leuke, lieve, en soms wat rare mensen.

En nu? Nu is die familie opgesplitst, en moeten we opnieuw beginnen. Sommige mensen nemen een paar weekjes vrij, sommige mensen flippen naar het noorden, en sommigen gaan, net zoals Chandra en ik, gewoon door met wandelen. Maar eerst even een weekje vrij. De bergen gaan nergens heen.

Mile 478-566: Slapen in een grot en eindelijk Game of Thrones kunnen kijken

We begonnen ’s avonds en na zes mijl vonden we een grot. ‘Wil je eerst checken of er een beer in zit?’ vroeg Chandra, en ik vond het prima. Ondanks het feit dat ik echt niet dacht dat er een beer in deze grot zou zitten, vond ik het best spannend om met mijn hoofdlampje de grot te verkennen, die zo’n 30 meter diep was.

Nadat ik ontdekte dat het een Beerloze grot was, besloten we erin te kamperen. Ineens slaakte Chandra een bloedstollende gil. Van schrik gilde ik ook. Chandra was geschrokken van een vleermuis die naar binnen vloog.

Ik sliep die nacht matig, maar het was wel tof. En zonder beren.

Twee dagen later kwamen we bij Hiker Town aan, een nep-western stadje gebouwd als hobby door een man op zijn eigen terrein. Daar mocht je voor slechts 10 dollar kamperen in een van de gekke huisjes, of, als die vol waren, in totaal verslonsde trailers. Gekke mensen soms, die Amerikanen. Er zat een gat in de trailer, dichtgemaakt met een stuk karton. ”s nachts waaide het een de trailer rammelde aan alle kanten. Toch was het hilarisch en beter dan mijn tent, die met een beetje wind tegen je hoofd aan klapt.

Om 3 uur in de ochtend ging de wekker, want we moesten 17 mijl wandelen langs het Aquaduct van LA, 17 mijl zonder schaduw en water. Beter om het snachts te doen, dachten wij. En dat was echt een super goed idee, want tegen 10 uur hadden we al 15 (vooruit, 14.9) mijl gewandeld en het was bijna niet te doen qua hitte.

Het idee dat het water onder je door stroomt maar dat je er niet bij kunt is best een kwelling.

Aan het einde van de 17 mijl kom je bij een brug=schaduw=levensvreugde. We kwamen om 11 uur aan maar bleven daar slapen, om om 2 uur snachts weer verder te wandelen.

Kijk deze horned toad, die het heel fijn vond om geaaid te worden. Denk ik.

De volgende dag wilden we helemaal naar Tehachapi wandelen, 23 mijl lang. Hoewel we begonnen in het donker wandelden we tot 3 uur ’s middags, door het heetste van de dag. We vonden die dag 3 boze ratelslangen die onze aanwezigheid niet waardeerden. Eentje was heel dik (niet op deze foto) en eentje zat verscholen in een struik naast het pad en ratelde zonder ophouden. Deze slang op het pad van deze foto wilde ik bovenlangs passeren, maar Chandra zei dat dat geen goed idee was, en dat je ze beter weg kunt jagen. En inderdaad, toen we met onze stokken op de grond sloegen kronkelende de slang boos en ging hij niet naar beneden maar omhoog- precies de plek waar ik langs hem heen wilde gaan. Lesje geleerd.

We haalden het die dag, 23 mijl en ik was erg trots. In Tehachapi besloten we om te gaan tweedehands winkelen, want het was 1 dollar Friday. Dit is wat we vonden:

Die avond gingen we in die outfits naar een bar voor veteranen, waar ze iedere vrijdagavond karaoke hebben. Echt heerlijk! We nodigden alle hikers uit en namen het een beetje over en zongen tot diep in de nacht.

De volgende dag liepen we een klein stukje verder, om ’s avonds weer naar het hotel in Tehachapi terug te gaan. Het was een perfecte dag, als je houdt van onweersbuien.

De weg was volledig weggespoeld door een modderstroom, die veroorzaakt was tijdens de regenbui waar we in wandelden.

De volgende dag voelde ik me een beetje koortsachtig, en toen we uit wilden checken ontdekte Chandra dat Game of Thrones op de tv was in ons hotel. Dus we bleven nog een nachtje extra ❤

Mile 370-478: Gooien met bijlen en ander vermaak

We begonnen met het beklimmen van een besneeuwde berg: Baden-Powell. Het leek ons (Chanda en ik) een prima idee om halverwege de berg te kamperen, in de sneeuw, zodat we alvast kunnen oefenen voor de Sierras.

We hebben besloten dat als we de Sierras gaan doen, dat we mijn tent gaan delen omdat we dan meer warmte hebben en meer ruimte voor eten omdat we dan met zijn tweeën één tent dragen. Dus dat deden we vrolijk, en ik dacht dat we door de sneeuw zouden smelten in de nacht. Maar dat gebeurde niet, hoewel mijn matje wel een beetje koud was. Oefening geslaagd, vind ik zelf.

De volgende dag gingen we naar de top, wat nog slechts 1,5 mijl was. Helaas voelde Chandra zich niet lekker dus moest ze even liggen in de sneeuw, en het duurde vier uur voor we de top bereikten. Bomber kwam zelfs terug naar beneden om ons op te halen en hij droeg Chandra’s rugzak naar de top.

Op de top was het zo heerlijk, en Chandra voelde zich nog steeds niet lekker, dus we bleven de hele dag lekker in de zon met hapjes en onze gitaar.

De dag erna gingen we de berg af en omdat de trail afgesloten was vanwege zeldzame kikkers moesten we een aantal mijl over de weg lopen. Dat vond ik vervelend, omdat dat pijn doet aan je voeten. Een auto reed langs en stopte naast me. “Hey,” zegt de man, “ik heb een ski resort dat nu leeg is een het is open voor hikers, ik heb net een fust aangebroken”. Dat deden we met plezier, en na een paar mijl vinden we inderdaad een oprit naar een leeg skipark. Het lijkt uitgestorven en er is een schietschijf met bijlen erin. We gooien er een paar en missen glorieus. We liepen verder naar het gebouw en een kwispelende hond komt ons tegemoet.

De rest van de dag is heerlijk, want Buckhorn ski club was een soort van zomerkamp voor volwassenen. Meer en meer hikers komen naar binnen en we spelen gitaar, 4-op-een-rij, jenga, darten terwijl je balanceert op een plank op een buis, en we gooien bijlen naar de schietschijf. Prima dagje dus.

Wandelen in de wolken

De volgende twee dagen liepen we bergop, de wolken tegemoet. We kampeerden op een bergkam, en zagen hoe de wolken langzaam vanuit het dal omhoog kropen.

Onweer. Regen. De hele nacht lang.

Ik had mijn tent niet strak genoeg opgezet dus mijn slaapzak was ’s ochtends doorweekt. Gelukkig liepen we naar beneden, naar een brandweerkazerne, en daar was het even droog. Dus we gebruikten de telefoon van de kazerne (wij hadden geen bereik), bestelden een pizza, en ik legde mijn slaapzak te drogen op een picknicktafel terwijl we pizza aten. Pizza als ontbijt, best lekker.

De rest van de dag liepen we in een wolk, en we moesten 20 mijl lopen die dag voordat we eindelijk konden kamperen op een droge plek.

De Hiker Hemel

Chandra heeft uitgerekend dat ik de hele PCT kan lopen én op tijd kan zijn om te studeren in september als ik 22 mijl per dag loop. Dus de volgende dag liepen we 20 mijl naar Agua Dulce, waar het beroemde Hiker Heaven is, een huis van trail angels waar je je was kunt laten(!) doen, je kleren kunt repareren, en gewoon kunt chillen. Heel fijn, en zeer georganiseerd. En kennelijk willen ze het huis verkopen, dus dit is een van de laatste jaren dat hiker heaven nog bestaat. Er waren een paar naaimachines en ik leerde twee jongens hoe ze hun kleren konden repareren of innemen. En trots dat ze waren!

We gingen met een groepje naar REI, een outdoorwinkel, omdat mijn schoenen bijna versleten zijn na bijna 500 mijl. Daar bleven we vijf uur, omdat mijn voeten te breed zijn voor alle brede mannenschoenen. De jongen die meeging (Airborne) had verrassend veel geduld, maar zat soort van gevangen in de val van het gaan winkelen met twee meisjes. Uiteindelijk heb ik een paar schoenen gekocht dat én extra breed is, én drie maten groter dan normaal. Zucht. Ik wil gewoon met mijn tenen kunnen wiebelen, okee?

Rond half negen ’s avonds besloten Chandra en ik verder te gaan hiken. Eerst moesten we een heel stuk langs de weg lopen. Niet heel leuk, en vooral niet in het donker als de auto’s je niet kunnen zien.

We horen een luid gebrom en een vrachtwagen stopt naast ons. “Hee, willen jullie een lift?”

Eerst zeggen we nee, omdat het doel is om de Pct te lopen, niet te liften. En dan kijken we beter naar de wagen. Het is een hele vreemde, met stellages op de achterkant én de voorkant. Het is een vrachtwagen om films mee te maken. “Mogen we daar zitten?” Vragen we en we wijzen naar het platform voor de koplampen, ongeveer een meter boven de grond. “Natuurlijk!” Zegt de man, “als je je benen maar omhoog houdt”.

De vlinderwolk

De dag erna kwamen we in een heel ander soort wolk terecht: een wervelwind van vlinders (Monarch/Painted lady). Duizenden vlinders in de lucht, zoveel dat je de vleugels kunt horen bewegen.

De vortex, oftewel Casa de Luna

En weer 20 mijl (en mijn eerste blaar van mijn nieuwe schoenen) verder komen we bij nog een beroemd trail angel huis, Casa de Luna. Meteen kregen we een knuffel, een Hawaiiaanse blouse en avondeten. Dat was echt een huis naar mijn smaak: een soort van hippie /krakers huis, waar je spelletjes kunt spelen, gitaar kunt spelen, en stenen kunt beschilderen. Je kunt kamperen in de achtertuin, een soort doolhof-bos vol met beschilderde stenen en kampeerplekken. Je kunt ook de Pct- bandana krijgen als je een dansje doet voor de vrouw des huizes. Ik deed de twist op Twist and shout.

Chandra en ik dachten dat we na het ontbijt zouden vertrekken, alleen bleek het dat Chandra geobsedeerd is met het minutieus beschilderen van stenen (en later gezichten) dus we bleven nog een nachtje. Momenteel schrijf ik dit en is Chandra weer gezichten aan het beschilderen, dus ik ben benieuwd of we daadwerkelijk gaan vertrekken vandaag.

Ik ben benieuwd.

Deze laatste honderd mijl was een luxe van huizen waar we mochten logeren, en wolken vol met regen of vlinders. Heerlijk.